ECLI:NL:RVS:2022:3357

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
202206276/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 22 november 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 2 oktober 2022 afgewezen, waarna de vreemdeling op 25 oktober 2022 in eerste aanleg door de rechtbank Den Haag in het ongelijk werd gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, heeft hoger beroep ingesteld, maar dit hogerberoepschrift is na de wettelijke termijn van 1 november 2022 ingediend. De Raad van State oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van de gemachtigde over ziekte en vakantie. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde is om zorg te dragen voor een goede voortgang van de zaken, ook tijdens afwezigheid. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd de staatssecretaris niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202206276/1/V1.
Datum uitspraak: 22 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 oktober 2022 in zaak nr. NL22.19724 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 25 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 1 november 2022. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. Dat de gemachtigde van de vreemdeling wegens vakantie en ziekte niet op tijd hoger beroep heeft ingesteld, maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, ligt het namelijk op de weg van de gemachtigde om maatregelen te treffen om een goede voortgang van de lopende zaken te waarborgen tijdens een ziekte- of vakantieperiode (zie de uitspraken van 25 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3625, onder 2, en 28 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:6169, onder 2.2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
941