ECLI:NL:RVS:2022:3427
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 4 augustus 2021 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.M. Holwerda, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 7 september 2021 verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 november 2022 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling nam deze motivering over.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.