ECLI:NL:RVS:2022:343
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 3 juni 2020 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door mr. F. Maleki.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht had gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid werd verricht. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Raad van State concludeerde dat de eerste en tweede grief van de vreemdeling slagen, waardoor het hoger beroep gegrond werd verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals het besluit van de staatssecretaris van 3 juni 2020. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.