ECLI:NL:RVS:2022:3438
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier en verzoek om voorlopige voorziening
Op 2 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 maart 2022 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 7 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Harmanci, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep van de vreemdeling leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De vreemdeling had geen gegronde redenen voor uitstel van het indienen van gronden van bezwaar aangevoerd, en er waren geen bijzondere omstandigheden die het verzoek om uitstel rechtvaardigden.
Daarom bevestigde de voorzieningenrechter de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, met mr. D.I. van Kesteren als griffier.