ECLI:NL:RVS:2022:349
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 17 mei 2021, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, had op 28 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.
In de uitspraak van de Raad van State werd vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht had gegeven in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de afvalligheid van de vreemdeling. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Raad van State oordeelde dat de zesde grief van de vreemdeling slaagde en verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd in zijn geheel vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris werd ook vernietigd. De staatssecretaris moet nu opnieuw beslissen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
De Raad van State heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de staatssecretaris in asielzaken.