ECLI:NL:RVS:2022:3528

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
202206052/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 1 december 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was afgewezen bij besluit van 24 mei 2022. De rechtbank Den Haag had op 14 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling. De vreemdeling betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het niet van belang was dat het rapport van het Italiaanse gehoor niet vertaald was. De Raad van State oordeelde dat de inhoud van het gehoor in Italië relevant had kunnen zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling in Nederland. Desondanks werd geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank stand kon houden, omdat de eerste grief van de vreemdeling over de WhatsApp-gesprekken faalde en er geen grieven waren ingediend tegen het oordeel van de rechtbank over de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de vreemdeling.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202206052/1/V2.
Datum uitspraak: 1 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 oktober 2022 in zaak nr. NL22.9968 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn tweede grief terecht dat de rechtbank  ten onrechte heeft overwogen dat niet van belang is dat het rapport van het Italiaanse gehoor niet vertaald is en evenmin dat hij in Italië onvoldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld om zijn asielrelaas naar voren te brengen, omdat hij tijdens de zitting zelf heeft bevestigd dat hij in Italië nog een tweede, economische reden van vertrek heeft opgegeven waarover hij in Nederland niets heeft verklaard. De inhoud van het gehoor in Italië had naar het oordeel van de Afdeling wel degelijk relevant kunnen zijn voor de toetsing van het standpunt van de staatssecretaris dat de in Italië genoemde economische reden voor vertrek afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in Nederland.
1.1.    Dit betekent echter niet dat de uitspraak van de rechtbank geen stand kan houden. De eerste grief, over de betekenis van de WhatsApp-gesprekken tussen de vreemdeling en zijn Italiaanse advocaat, faalt namelijk. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd, omdat deze grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000). Verder heeft de vreemdeling geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling tegenstrijdig heeft verklaard en zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling onlogisch heeft verklaard over zijn asielrelaas. Gelet hierop is de rechtbank de staatssecretaris terecht gevolgd in zijn conclusie dat de vreemdeling zijn asielrelaas niet aannemelijk heeft weten te maken.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
802-1027