ECLI:NL:RVS:2022:3530

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
202202116/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 1 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 14 juni 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 16 maart 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A. van der Toorn, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdelingen met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Nederland hebben verlaten. Dit heeft de Afdeling doen concluderen dat de vreemdelingen geen bescherming meer in Nederland zoeken. Hierdoor hebben zij geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van het belanghebbend zijn in een hoger beroep en de gevolgen van het verlaten van het land door de vreemdelingen. De beslissing is genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

Uitspraak

202202116/1/V2.
Datum uitspraak: 1 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3], mede voor haar minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 16 maart 2022 in zaken nrs. NL21.10679, NL21.10680 en NL21.10681 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 14 juni 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 16 maart 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraken hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A. van der Toorn, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdelingen met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) uit Nederland zijn vertrokken. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdelingen niet langer bescherming in Nederland zoeken. Daarom hebben de vreemdelingen geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
625