ECLI:NL:RVS:2022:3659
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake verblijfsdocument
Op 9 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag op 15 augustus 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 10 januari 2020 door de staatssecretaris opnieuw ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de staatssecretaris afgewogen. Hij concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de staatssecretaris het gevraagde verblijfsdocument uiteindelijk niet had mogen weigeren. Gezien de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.