ECLI:NL:RVS:2022:3668
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 3 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 11 oktober 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 25 april 2013. In die uitspraak werd vastgesteld dat de MTV-controle gericht moet zijn op het inreizend verkeer, maar dat het niet noodzakelijk is dat de gecontroleerde persoon onmiddellijk voorafgaand aan de controle de grens heeft overschreden.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.