ECLI:NL:RVS:2022:367
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de vreemdeling, die zijn verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland betwist ziet, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 10 april 2020 besloten dat de vreemdeling geen verblijfsrecht meer had en zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf aantoont, afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren ongegrond op 7 mei 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 16 december 2021 de beroepen van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld en de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft deze beslissing op 7 februari 2022 openbaar uitgesproken.