ECLI:NL:RVS:2022:3797
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 oktober 2022 het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 september 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat er geen vertrouwen kon worden gesteld in de Deense autoriteiten, en dat hij bij terugkeer naar Denemarken geen reëel risico op indirect refoulement loopt. Ook de medische problemen van de vreemdeling werden door de rechtbank niet als voldoende argument beschouwd om de overdracht te verhinderen, aangezien hij niet had aangetoond dat hij de benodigde zorg in Denemarken niet zou kunnen krijgen.
Het hoger beroep werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 19 december 2022 uitspraak deed. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon baseren en dat de vreemdeling niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak leidde.