ECLI:NL:RVS:2022:3806
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Helder
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan gemeente Renkum
Op 20 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers, wonend te Doorwerth, en de raad van de gemeente Renkum. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 28 september 2022, waarbij het bestemmingsplan "[locatie], 2022" werd vastgesteld. Dit plan voorziet in de realisatie van een woning op het perceel [locatie] te Doorwerth, wat de verzoekers, die naast het perceel wonen, vrezen zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij hebben het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij verwachten dat er op korte termijn een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning zal worden ingediend. De verzoekers wijzen erop dat de eigenaar van het perceel niet schriftelijk heeft verklaard dat hij geen omgevingsvergunning zal aanvragen totdat er uitspraak is gedaan op hun beroep tegen het bestemmingsplan.
Tijdens de zitting op 8 december 2022, waar de verzoekers bijgestaan werden door hun advocaat, mr. J. oude Egbrink, en de raad vertegenwoordigd was door ing. A. Ruiter, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De raad heeft aangegeven dat de eigenaar van het perceel "nog (totaal) geen voornemen" heeft om een omgevingsvergunning aan te vragen, mede omdat de verzoekers beroep hebben ingesteld tegen het bestemmingsplan. De raad voegde hieraan toe dat de eigenaar de verlening van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor het vernielen van rustplaatsen van beschermde vleermuizen wil afwachten, wat kan betekenen dat het een jaar kan duren voordat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat er in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het ontbreken van een schriftelijke toezegging van de eigenaar dat er geen aanvraag zal worden ingediend, is niet vereist om te concluderen dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.