ECLI:NL:RVS:2022:3815
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake openbaarmaking geluidsopnames op verzoek van appellant op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2021. [appellant] had op 26 juli 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. Hij verzocht om openbaarmaking van geluidsopnames die zijn gemaakt tijdens de hoorzittingen van de Werkgevercommissie, waarbij hij en het college zijn gehoord. Het college heeft op 26 september 2019 besloten de geluidsopnames openbaar te maken.
Echter, bij besluit van 11 maart 2020 heeft het college het bezwaar van [appellant] deels gegrond verklaard en deels niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 16 september 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. [appellant] is vervolgens in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. De mondelinge uitspraak vond plaats op 14 december 2022, waarbij de staatsraad N. Verheij de zaak behandelde.
De Afdeling verklaart het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk. De reden hiervoor is dat [appellant] met de openbaarmaking van de geluidsopnames heeft gekregen waar hij om heeft verzocht. Aangezien het verlangde is bereikt, kan hij met deze procedure niets meer bereiken. De mededeling van het college dat [appellant] in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming handelt indien hij de geluidsopnames publiceert zonder de namen van de betrokkenen te anonimiseren, is slechts informatief en heeft in deze procedure geen betekenis.