ECLI:NL:RVS:2022:3852

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
202200948/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot verwijdering huwelijksgegevens uit de basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 31 december 2021 haar beroep ongegrond verklaarde. [appellante] had op 28 mei 2020 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Deurne om haar huwelijksgegevens uit de basisregistratie personen (brp) te verwijderen, omdat zij niet gehuwd is met [persoon A]. Het college heeft dit verzoek op 7 september 2020 afgewezen, en het bezwaar dat [appellante] hiertegen indiende, werd op 11 februari 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, maar [appellante] is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 31 oktober 2022 behandeld. [appellante] heeft documenten overgelegd van de Turkse overheid, waaruit blijkt dat zij ongehuwd is. Het college heeft echter vastgehouden aan een eerder afgelegde verklaring van [appellante] onder ede, waarin zij verklaarde gehuwd te zijn. De Afdeling oordeelt dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de nieuwe documenten niet als bewijs van haar ongehuwd zijn kunnen worden geaccepteerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het college van burgemeester en wethouders van Deurne moet binnen acht weken na deze uitspraak een nieuw besluit nemen op het bezwaar van [appellante]. Tevens moet het college de proceskosten vergoeden en het griffierecht terugbetalen aan [appellante].

Uitspraak

202200948/1/A3.
Datum uitspraak: 21 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 31 december 2021 in zaak nr. 21/780 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2020 heeft het college een verzoek van [appellante] om haar huwelijksgegevens te verwijderen uit de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.
Bij besluit van 11 februari 2021 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2022, waar [appellante], bijgestaan door mr. P.J.J.A. Hendriks, advocaat te Deurne, en [gemachtigden] en A. Dogan, tolk, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 28 mei 2020 heeft [appellante] het college verzocht haar huwelijksgegevens uit de brp te verwijderen, omdat zij niet gehuwd is met [persoon A]. Ter onderbouwing van het verzoek heeft [appellante] een verklaring van het Turkse consulaat van 20 maart 2020, een uittreksel uit het bevolkingsregister uit Turkije en een verklaring van het Turkse consulaat van 1 oktober 2014 overgelegd.
1.1.    Het college heeft het verzoek van [appellante] afgewezen. Op basis van een door haar onder ede afgelegde verklaring is in de brp opgenomen dat ze gehuwd is. Deze verklaring geldt als brondocument. Volgens het college staat niet onomstotelijk vast dat de in de brp opgenomen gegevens over haar huwelijk onjuist zijn. Het college heeft het besluit in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft dit rechtmatig geacht.
Hoger beroep
2.       [appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de door haar bij haar verzoek overgelegde documenten afkomstig van de Turkse overheid, waaruit blijkt dat zij ongehuwd is. [appellante] voert aan dat het niet juist is om bij het overleggen van officiële documenten een verklaring te eisen hoe de documenten tot stand zijn gekomen, dat staat er namelijk op. Indien het college aan de inhoud twijfelde, had het op zijn weg gelegen om  verificatieonderzoek te (laten) doen.
Wettelijk kader
3.       De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling hoger beroep
4.       De Afdeling heeft eerder overwogen dat voorop moet worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Volgens deze rechtspraak zal voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
De Afdeling heeft deze rechtspraak in de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Zoals de Afdeling in dezelfde uitspraak heeft overwogen, moet voortaan worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
4.1.    [appellante] heeft op 29 oktober 1998 bij de gemeente Winschoten onder ede een verklaring afgelegd dat zij gehuwd is met [persoon B], geboren op [geboortedatum] 1968 te Nusaybin (Turkije). Zij heeft toen onder ede verklaard te zijn [persoon C], geboren op [geboortedatum] 1970 te Nusaybin (Turkije). Zij stelt dat de huwelijksakte die zij in het kader van de asielprocedure heeft overgelegd om haar identiteit en herkomst te onderbouwen, de akte was van het huwelijk tussen de zus van [persoon A] en de echtgenoot van zijn zus. [appellante] geeft aan dat [persoon A] en zij ook bij de inschrijving in de brp in strijd met de waarheid onder ede hebben verklaard dat zij het echtpaar [persoon C] en [persoon B] zijn.
4.2.    In 2005 heeft de gemeente Winschoten deze persoonsgegevens gewijzigd, volgens [appellante] in het kader van de zogenoemde Ranov-regeling. Sindsdien staan zij in de brp opgenomen met de volgende persoonsgegevens: [appellante], geboren op [geboortedatum] 1969 en [persoon A], geboren op [geboortedatum] 1972. De gegevens over de huwelijkse staat zijn toen ongewijzigd gelaten.
4.3.    [appellante] heeft ter onderbouwing van het verzoek tot verwijdering van haar huwelijksgegevens uit de brp drie brondocumenten overgelegd, die afkomstig zijn van de Turkse overheid. In de verklaring van het Turkse consulaat van 20 maart 2020 staat dat [appellante] bevoegd is om een huwelijk aan te gaan. Het uittreksel uit het bevolkingsregister geeft aan dat [appellante] bij de burgerlijke stand in Turkije als ongehuwd geregistreerd staat. In de verklaring van het Turkse consulaat van 1 oktober 2014 staat opgenomen dat zij en [persoon A] in het Turkse gemeenteregister niet als gehuwd zijn geregistreerd. Dit zijn alle drie brondocumenten van een hogere orde dan de op 29 oktober 1998 afgelegde verklaring onder ede. Het college heeft niet gesteld dat deze brondocumenten door een onbevoegd persoon zijn afgegeven of valselijk zijn opgemaakt. Bovendien zijn de namen en geboortedata van [appellante] en [persoon A] in 2005 wel gewijzigd, ook al weken deze eveneens af van de in 1998 afgelegde verklaring onder ede. Het college heeft in het licht daarvan niet deugdelijk gemotiveerd waarom het desalniettemin  vasthoudt aan de afgelegde verklaring onder ede wat betreft de huwelijkse staat, terwijl [appellante] stelt dat zij en [persoon A] alleen voor het geloof gehuwd zijn. De motivering van het college dat de verklaring van het Turkse consulaat van 20 maart 2020 door de ouders van [appellante] zou zijn opgehaald is daarvoor onvoldoende. Het college heeft daarom niet deugdelijk gemotiveerd waarom uit de overgelegde brondocumenten niet buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde huwelijksgegevens juist zijn. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
4.4.    Het betoog slaagt.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 februari 2021 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen vanwege strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het college moet opnieuw een besluit nemen op het door [appellante] tegen het besluit van 7 september 2020 gemaakte bezwaar, met inachtneming van wat de Afdeling in deze uitspraak heeft overwogen. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen.
6.       Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2021 in zaak nr. 21/780;
III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deurne van 11 februari 2021, kenmerk  1272858/1131116;
V.       draagt het college van burgemeester en wethouders van Deurne op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat hierin is overwogen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen;
VI.      bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.036,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Deurne aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 455,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Neuwahl
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022
280-1011
BIJLAGE Wettelijk kader
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
3. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan en waarvan een in Nederland geaccrediteerde consulaire ambtenaar van een ander land bevoegd een akte heeft opgemaakt die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, ontleend aan die akte.
Artikel 2.10
1. Indien aannemelijk is dat omtrent een gegeven over de familierechtelijke betrekkingen tot de ouders of de kinderen, over het huwelijk en de eerdere huwelijken, over de echtgenoot en de eerdere echtgenoten, over het geregistreerd partnerschap en de eerdere geregistreerde partnerschappen of over de geregistreerde partner en de eerdere geregistreerde partners een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d, kan worden verschaft, mogen deze gegevens niet worden ontleend aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e.
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
4. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e, worden geen gegevens ontleend, dan nadat de gegevens voor zover mogelijk zijn geverifieerd door raadpleging van de basisregistratie en zo nodig van andere registers of van geschriften die door de betrokkene zijn overgelegd.