ECLI:NL:RVS:2022:3908

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
202006005/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openstelling van de Jagersboschlaan in Vught voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van vrachtverkeer en autobussen

Op 11 september 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught besloten om de Jagersboschlaan open te stellen voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van vrachtverkeer en autobussen. Dit besluit betreft het gedeelte van de Jagersboschlaan tussen de Vijverbosweg en de Martinilaan, dat voorheen als onverhard bospad was ingericht. De appellanten, waaronder Ingenieursbureau A2r3 B.V. en enkele bewoners, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat de openstelling hun woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 2 oktober 2020 het beroep van Ingenieursbureau A2r3 B.V. gegrond verklaard, maar het college heeft in hoger beroep tegen deze uitspraak geprocedeerd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 april 2022 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college het bezwaar van een van de appellanten ten onrechte ontvankelijk had verklaard, omdat deze geen rechtstreeks belang had bij het besluit. De Afdeling bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de openstelling van de Jagersboschlaan niet in strijd was met de relevante wetgeving en dat de belangen van de omwonenden voldoende waren afgewogen. De Afdeling oordeelde dat de openstelling van de Jagersboschlaan noodzakelijk was voor de bereikbaarheid van de voorzieningen aan de Martinilaan, ook voor hulpdiensten, en dat de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers niet in gevaar kwam. De Afdeling heeft het hoger beroep van Ingenieursbureau A2r3 B.V. en anderen ongegrond verklaard, maar het hoger beroep van een andere appellant gegrond verklaard, omdat het verkeersbesluit niet voorzag in het verwijderen van fysieke afsluitingen. Het college werd opgedragen om deze afsluitingen te verwijderen, zodat de Jagersboschlaan volledig open kan worden gesteld voor gemotoriseerd verkeer.

Uitspraak

202006005/1/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1], gevestigd en wonend te Vught,
2.       [appellant sub 2], wonend te Vught,
3.       [appellant sub 3A en 10 andere appellanten] (hierna: [appellant sub 3A] en anderen), wonend te Vught,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 2 oktober 2020 in zaak nrs. 20/929, 20/976 en 20/851, in het geding tussen onder meer:
Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1],
[appellant sub 2],
[appellant sub 3A] en anderen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2019 heeft het college besloten de Jagersboschlaan in Vught open te stellen voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van vrachtverkeer en autobussen.
Bij besluiten van 21 februari 2020 heeft het college de door Ingenieursbureau A2r3 en [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en anderen tegen dit besluit gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] tegen het besluit van 21 februari 2020 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd voor zover het college daarbij het bezwaar van [appellant sub 1] ontvankelijk heeft geacht, het bezwaar voor zover ingediend door [appellant sub 1] alsnog niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit.
Bij deze uitspraak zijn de beroepen voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Ingenieursbureau A2r3 en [appellant sub 1],  [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1], [appellant sub 3A] en anderen en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2022, waar Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M.J.M.G. van Gerwen, advocaat te 's-Hertogenbosch, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schrieder, en [appellant sub 3A] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 3A], en het college, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat te Nijmegen, vergezeld door mr. R.P. Randewijk, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het verkeersbesluit ziet op het openstellen van het deel van de Jagersboschlaan in Vught gelegen tussen de Vijverbosweg en de Martinilaan voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van vrachtverkeer en autobussen. Het deel van de Jagersboschlaan waarop het verkeersbesluit ziet, was voorafgaand aan het besluit ingericht als een onverhard bospad met daarnaast een verharde strook, ingericht als (brom)fietspad. Het onverharde bospad was in één richting toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer en diende als erftoegangsweg voor enkele percelen.
De weg wordt verhard en ingericht als fietsstraat met een 30 km/u-regime en voorzien van snelheidsremmende maatregelen. De openstelling voor gemotoriseerd verkeer zal plaatsvinden door het verwijderen van de borden C01, C02, C03, G12A en het verwijderen van een fysieke afsluiting. Het weren van vrachtwagens en bussen zal gebeuren door plaatsen van het bord C07b. Op deze wijze wordt realisering van een wijkontsluitingsweg in twee richtingen mogelijk gemaakt.
De appellanten kunnen zich niet met het besluit verenigen, omdat zij vrezen dat de openstelling voor gemotoriseerd verkeer hun woon- en leefklimaat zal aantasten.
Het oordeel van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft het beroep van Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] gegrond verklaard, omdat naar haar oordeel het college het bezwaarschrift van [appellant sub 1] ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. [appellant sub 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks actueel belang dat is betrokken bij het verkeersbesluit. Zijn betoog dat hij belanghebbende is omdat Ingenieursbureau A2r3 B.V. dat is en hij enig aandeelhouder is van deze B.V., heeft de rechtbank niet gevolgd.
Zij heeft voor het overige de beroepen van appellanten tegen het besluit van 21 februari 2020 ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij geoordeeld dat de besluitvorming door het college voldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd en dat de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het college niet tot het verkeersbesluit had kunnen komen. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de openstelling van de Jagersboschlaan op basis van het verkeersbesluit mag doorgaan.
De ontvankelijkheid
3.       Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het bezwaarschrift van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Zij voeren daartoe aan dat [appellant sub 1] belanghebbende is, omdat Ingenieursbureau A2r3 B.V., waarvan hij enig aandeelhouder is, eigenaar is van de woning en het perceel [locatie 1]. Dat perceel grenst met de achtertuin aan de Jagersboschlaan. Daar treden dus directe feitelijke gevolgen van het besluit op in de vorm van de toe te nemen verkeersbewegingen. Bovendien is volgens [appellant sub 1] van belang dat hij voornemens is om op termijn zelf in de woning [locatie 1] te gaan wonen.
3.1.    Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
Artikel 20 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) luidt:
"Een belanghebbende kan tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer beroep instellen bij de rechtbank."
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2597, 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:506, en van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1541) dat met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten moet dan ook van geval tot geval worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Zoals de Afdeling, onder meer in de hiervoor genoemde uitspraken, heeft overwogen is iemand slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit indien hij of zij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.
Verder volgt uit de rechtspraak van de Afdeling dat als een verkeersbesluit directe gevolgen heeft voor het aantal verkeersbewegingen ter plaatse van de woning/het bedrijf van een bezwaarmaker, deze kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het verkeersbesluit (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 14 december 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU7945, 25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2597, en 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1489).
3.2.    In de uitspraak van heden in het hoger beroep van Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] over de omgevingsvergunning (ECLI:NL:RVS:2022:3692), heeft de Afdeling het oordeel van de rechtbank, dat [appellant sub 1] in persoon niet is aan te merken als belanghebbende bij dat besluit, bevestigd. Voor de motivering van dit oordeel wordt verwezen naar rechtsoverweging 3.2 van die uitspraak.
Die motivering leidt in deze zaak ook tot de conclusie dat [appellant sub 1] in persoon niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het verkeersbesluit. Dat voor het zijn van belanghebbende bij een verkeersbesluit een iets afwijkend, specifiek beoordelingskader zoals hiervoor onder 3.1 vermeld, bestaat, maakt dat niet anders. Er is een afstand van circa 900 m tussen de Jagersboschlaan en de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] in Vught en er is van daaruit geen zicht op de Jagersboschlaan. Ook zullen ter hoogte van de [locatie 2] geen andere verkeersbewegingen ontstaan als gevolg van dit besluit. Verder is in de hiervoor genoemde uitspraak al geoordeeld dat [appellant sub 1] in zijn hoedanigheid van enig aandeelhouder niet een rechtstreeks, maar een afgeleid belang heeft bij het besluit en hij daarom niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt.
Voor zover [appellant sub 1] zich heeft beroepen op de uitspraken van de Afdeling van 8 februari 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AV1241) en 5 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC5800), wordt overwogen dat beide situaties niet vergelijkbaar zijn met de situatie die hier aan de orde is, omdat de betrokkenen in die gevallen, anders dan in dit geval, woonden op locaties waar rechtstreeks de feitelijke gevolgen van de besluiten konden worden ondervonden. Ook de situatie in de uitspraak van 29 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:300) waarnaar [appellant sub 1] heeft verwezen, is niet vergelijkbaar. In dat geval was aan de betrokkene door het gemeentebestuur een voorkeurspositie gegeven wat betreft het kopen tegen een bepaalde prijs van de gronden waar feitelijke gevolgen werden ondervonden van het besluit. Daarnaast waren er in dat geval andere relevante bijkomende omstandigheden die er in dit geval niet zijn. Er is dus geen grond om in dit geval tot hetzelfde oordeel te komen als in die zaak.
Het oordeel van de rechtbank dat het college het bezwaar van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk had moeten verklaren, is daarom juist.
Het betoog slaagt niet.
Het beoordelingskader
4.       De relevante wettelijke bepalingen zijn, voor zover niet vermeld in deze uitspraak, vermeld in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5.       Een bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeers-besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
6.       In het verkeersbesluit zijn blijkens dat besluit voor de Jagersboschlaan maatregelen opgenomen met als doel het verzekeren van de veiligheid op de weg, het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
De overige gronden van de hoger beroepen
-  Wijziging of afwijking van het bestemmingsplan vereist?
7.       Ingenieursbureau A2r3 B.V. betoogt dat de rechtbank, evenals bij haar oordeel over de omgevingsvergunning voor het verharden van de Jagersboschlaan, heeft miskend dat ook voor de uitvoering van het verkeersbesluit inbreuk moet worden gemaakt op het in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) aangeduide Natura Netwerk Brabant (NNB). Volgens haar heeft de rechtbank daarom evenals in die zaak, miskend dat eerst een omgevingsvergunning voor het afwijken van, dan wel een wijziging van het bestemmingsplan "Vijverhof 2016" nodig was, voordat het verkeersbesluit kon worden genomen.
7.1.    Het toetsingskader voor de beoordeling van het verkeersbesluit is hiervoor onder 5 uiteen gezet. De in de relevante wettelijke bepalingen in de Wvw 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer opgenomen doelstellingen en belangen zijn bij het nemen van het verkeersbesluit bepalend. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan vormt geen toetsingskader voor het verkeersbesluit. Deze hoger beroepsgrond kan alleen daarom al niet slagen.
Ten overvloede overweegt de Afdeling dat in de uitspraak van heden in het hoger beroep over de omgevingsvergunning voor het verharden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo (ECLI:NL:RVS:2022:3692), inhoudelijk is ingegaan op dit betoog. Uit overweging 5.1 van die uitspraak blijkt dat en waarom de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan "Vijverhof 2016", dan wel een wijziging van dat bestemmingsplan nodig was.
Het betoog slaagt niet.
Is het belang bij het verkeersbesluit voldoende gemotiveerd?
8.       [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en anderen en Ingenieursbureau A2r3 B.V. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt welke doelstellingen en belangen met het verkeersbesluit zijn gediend. Zij stellen dat het openstellen van de Jagersboschlaan voor gemotoriseerd verkeer niet nodig is voor de bereikbaarheid van de omgeving van de Martinilaan, ook niet voor de hulpdiensten. [appellant sub 3A] en anderen voeren aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de behoefte van de verschillende locaties aan de Martinilaan aan de openstelling. Volgens hen trekt de sporthal vooral verkeer aan in de weekenden en komen de meeste bezoekers van de sporthal niet vanaf van de kruising N65-Vijverbosweg. Ook Ingenieursbureau A2r3 B.V. brengt naar voren dat nauwelijks verkeer van buiten Vught naar de sporthal rijdt. Verder stellen [appellant sub 3A] en anderen dat het Maurickcollege juist tegen de openstelling van de Jagersboschlaan is en dat het taleninstituut alleen beperkt verkeer aantrekt op maandag en vrijdag, waarbij omrijden geen bezwaar is.
Ook voeren [appellant sub 3A] en anderen en Ingenieursbureau A2r3 B.V. aan dat geen onderzoek is gedaan naar de daadwerkelijke behoefte aan de route via de Jagersboschlaan voor de hulpdiensten. Voor zover die behoefte wel zou bestaan, zou volgens [appellant sub 3A] en anderen ook kunnen worden volstaan met een voorziening om het paaltje dat de Jagersboschlaan fysiek afsluit, neer te klappen. [appellant sub 3A] en anderen stellen tenslotte dat de spreiding van verkeer niet een belang is dat gediend hoeft te worden. Het bestaande wegennet van Vught kan blijkens uitgevoerde verkeersonderzoeken zowel tijdens de reconstructie van de N65 als daarna, het verkeer goed verwerken.
8.1.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het verkeersbesluit de daarbij in aanmerking te nemen belangen dient. Zij heeft het standpunt van het college gevolgd dat in verband met de reconstructie van de N65, de openstelling van de Jagersboschlaan wenselijk is voor een betere en evenredige spreiding van het verkeer door Vught en dat deze openstelling dient om de maatschappelijke voorzieningen aan de Martinilaan goed bereikbaar te houden, ook voor de hulpdiensten. Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank verder op het standpunt mogen stellen dat bij het gesloten houden van de Jagersboschlaan het verkeer op omliggende wegen teveel zou toenemen, wat het college onder meer uit een oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst vindt.
8.2.    De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Het besluit van 21 februari 2020 vermeldt over de doelstellingen van de openstelling dat, doordat de reconstructie van de N65 tot gevolg heeft dat de rechtstreekse aansluitingen van De Bréautélaan en de Martinilaan op de N65 komen te vervallen, verkeersstromen en structuren en daarmee ook de bereikbaarheid voor het verkeer van diverse bestemmingen in de omgeving van de Martinilaan wijzigt. Ook wijzigt de bereikbaarheid van de voorzieningen aan de Martinilaan voor de hulpdiensten daardoor.
Er is volgens het besluit in verband hiermee gekozen voor het openstellen voor gemotoriseerd verkeer van de Jagersboschlaan, omdat de Jagersboschlaan de meest logische en directe verbinding is naar de bestemmingen aan de Martinilaan. Ook biedt deze route aan de hulpdiensten een extra en directe verbinding naar die bestemmingen. De openstelling is volgens het besluit verder in het belang van een meer evenredige spreiding van het verkeer door Vught.
Voor zover appellanten hebben aangevoerd dat het niet nodig is om de Jagersboschlaan open te stellen, omdat verkeersonderzoeken hebben uitgewezen dat het bestaande wegennet het verkeer ook zonder die openstelling aankan, heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet is vereist dat een absolute noodzaak voor het verkeersbesluit wordt aangetoond. Gelet op de bovenstaande doelstellingen, te weten spreiding van verkeer waardoor de druk op andere wegen afneemt en het behouden van de bereikbaarheid van de voorzieningen aan de Martinilaan, is het standpunt van het college dat de openstelling wenselijk is, redelijk. Daarbij heeft het college er ook op gewezen dat in de Structuurvisie Vught (hierna: de structuurvisie) en in het gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan (hierna: het VVP) al als uitgangspunt is neergelegd dat een goede bereikbaarheid van de publieke voorzieningen aan de Martinilaan gewaarborgd moet zijn in relatie tot de reconstructie van de N65.
Dat, zoals appellanten stellen, de behoefte aan de openstelling bij de betrokken maatschappelijke voorzieningen beperkt is en dat een van deze voorzieningen daar juist tegen is, maakt, wat daarvan ook zij, niet dat het college zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de bereikbaarheid van de voorzieningen aan de Martinilaan, ook voor de hulpdiensten, in het algemeen een belangrijk uitgangspunt is. In het memo van Ex Ante van
12 augustus 2020, dat naar aanleiding van de ingestelde beroepen is gemaakt, wordt bevestigd dat de voorzieningen aan de Martinilaan gebaat zijn bij een directe verbinding via de Jagersboschlaan. Over de bereikbaarheid voor de hulpdiensten is in dit memo geconcludeerd dat, omdat meerdere routes beschikbaar moeten zijn en er door de reconstructie van de N65 één belangrijke aanrijroute vervalt, een extra aanrijroute via de Jagersboschlaan gewenst is.
Het college onderkent dat zoals appellanten stellen, de voorzieningen aan de Martinilaan ook op andere wijzen kunnen worden bereikt, maar wil dat het verkeer zo snel mogelijk aansluit op de hoofdwegenstructuur en daarmee zo kort mogelijk in Vught verblijft. Ook wenst het college verkeer door de kern van Vught te voorkomen. Ook daarvoor is de openstelling van de Jagersboschlaan wenselijk. Het college heeft er verder op gewezen dat uit de verkeersmodelberekeningen blijkt dat spreiding van het verkeer gewenst is. Door de reconstructie wordt de verkeersdruk op bepaalde wegen op het onderliggende wegennet in Vught verhoogd. De openstelling van de Jagersboschlaan draagt ook bij aan een oplossing voor die problematiek.
Voor zover Ingenieursbureau A2r3 B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in het verkeersbesluit had moeten worden geregeld dat het verkeer tijdens de reconstructie van de N65 nog via de bestaande wegen en niet over de Jagersboschlaan gaat, slaagt ook dat niet. De Afdeling stelt vast dat meteen bij de aanvang van de werkzaamheden aan de N65 de aansluitingen op de N65, in het bijzonder de aansluiting van de Martinilaan op de N65, worden gesloten. Dat betekent dat ook bij de aanvang van de werkzaamheden aan de N65 het college de openstelling van de Jagersboschlaan nodig heeft mogen achten om aan de doelstellingen van het besluit tegemoet te komen.
Gelet op al het voorgaande, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de motivering van de aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegde doelstellingen en belangen deugdelijk is en dat het college het verkeersbesluit daarop heeft mogen baseren. Het oordeel van de rechtbank over de vraag of de aan het besluit ten grondslag gelegde belangen en de belangen van omwonenden aan de Jagersboschlaan op juiste wijze zijn afgewogen, komt hierna onder overweging 12 e.v. aan de orde.
Het betoog slaagt niet.
Is het verkeersbesluit in strijd met het beleid?
9.       Ingenieursbureau A2r3 B.V. betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat openstelling van de Jagerboschlaan in strijd is met de structuurvisie en het VVP. Uit die beleidsstukken blijkt immers een voorkeur voor het gebruik van een ringstructuur, voor scheiding van verkeersstromen en er is vermeld dat bij de inrichting van het verkeer gestreefd moet worden naar een duurzaam woon- en leefklimaat. Het verkeersbesluit is daarmee volgens Ingenieursbureau A2r3 B.V. op al deze punten in strijd. Ook is er strijd met het verkeersbeleid, omdat dat beleid ervan uitgaat dat gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk gebruik moet maken van de hoofdwegenstructuur.
9.1.    De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het verkeersbesluit in strijd is met de structuurvisie en het VVP.
Zij heeft terecht vastgesteld dat de structuurvisie juist vermeldt dat het verharden van de Jagersboschlaan een mogelijkheid is bij de reconstructie van de N65, in het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen aan de Martinilaan en omliggende wijken. De structuurvisie vermeldt verder dat het een optie is om de Jagersboschlaan tot nieuwe ontsluitingsroute voor het westelijk deel van Vught te ontwikkelen op het moment dat de N65 wordt gereconstrueerd.
Voor zover de genoemde beleidsstukken de na te streven doelen bevatten waar Ingenieursbureau A2r3 B.V. op heeft gewezen, zoals een ringstructuur, scheiding van verkeersstromen en een duurzaam woon- en leefklimaat, betekent dat niet dat elk verkeersbesluit aan (al) deze in het algemeen genoemde uitgangspunten moet voldoen. Het gaat daarbij om beleidsrichtingen. Het college heeft onderbouwd dat door het openstellen van de Jagersboschlaan het verkeer sneller kan aansluiten op de hoofdwegenstructuur. Door het openstellen van de Jagersboschlaan is weliswaar aannemelijk dat het woon- en leefklimaat van degenen die aanwonend zijn aan die laan in enige mate zal verslechteren, maar door het college is toegelicht dat wanneer de Jagersboschlaan niet zou worden opengesteld en via de bestaande wegen naar de Martinilaan gereden moet worden, andere wegen met daaraan gevoelige functies te zwaar zouden worden belast. Het verkeersbesluit is daarmee niet in strijd met het uitgangspunt dat gestreefd moet worden naar een duurzaam woon- en leefklimaat. De rechtbank heeft in dit verband terecht geoordeeld dat het college bij de besluitvorming de verkeersbelangen in een groter gebied moet betrekken en niet alleen de gevolgen voor de Jagersboschlaan heeft te beoordelen.
Wat de scheiding van verkeersstromen betreft, heeft het college toegelicht dat het verkeersbeleid niet inzet op een volledige ontvlechting van het auto- en fietsverkeer/voetgangers, omdat dat niet realistisch en ook niet wenselijk zou zijn. Volgens het college is het gebruikmaken van hetzelfde wegvak door fietsers en auto’s goed mogelijk, maar onder de juiste omstandigheden. Daarin is volgens het college voorzien in de nieuwe situatie aan de Jagersboschlaan, door de 30 km/uur zone en de snelheidsremmende maatregelen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het besluit in strijd is met het door appellanten genoemde beleid.
Het betoog slaagt niet.
Zijn mogelijke alternatieven voldoende onderzocht?
10.     [appellant sub 3A] en anderen en Ingenieursbureau A2r3 B.V. betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar mogelijke alternatieven voor de openstelling van de Jagersboschlaan voor gemotoriseerd verkeer. In het bijzonder wijzen zij erop dat langs de N65 een parallelweg zou kunnen worden gemaakt die ook door gemotoriseerd verkeer kan worden gebruikt. Daarnaast vormt volgens hen het huidige wegennet een afdoende alternatief voor het verharden en openstellen van de Jagersboschlaan. Ingenieursbureau A2r3 B.V. betoogt dat gebruikmaken van het bestaande wegennet ook beter aansluit bij het verkeersbeleid en de structuurvisie. Zij stelt verder dat een iets langere route via de door haar gewenste parallelweg langs de N65, niet bezwaarlijk is.
10.1.  Het college heeft erop gewezen dat de structuurvisie drie opties bevat voor het waarborgen van de bereikbaarheid van de Martinilaan na de reconstructie van de N65. Naast de openstelling van de Jagersboschlaan zijn dat ontsluiting via een parallelstructuur langs de N65 en ontsluiting via de bestaande (hoofd)wegenstructuur Esscheweg-Vijverbosweg of de Bréautélaan/ Loonsebaan-Boslaan.
Het college heeft over deze opties vermeld dat het alternatief van een parallelweg langs de N65 is afgevallen, omdat dat tot gevolg heeft dat een aansluiting voor gemotoriseerd verkeer op de parallelweg moet worden gemaakt bij de kruising Vijverbosweg-Boslaan. Daarvoor ontbreekt de ruimte en er zou grond voor moeten worden aangekocht, wat het college economisch onwenselijk vindt. De andere reden voor het afvallen van dit alternatief is dat de parallelstructuur langs de N65 wordt ingericht als een snelfietsroute. Het openstellen van deze fietsroute voor gemotoriseerd verkeer staat op gespannen voet met de gemeentelijke en provinciale wens om in een hoogwaardige snelfietsverbinding te voorzien.
Over de mogelijkheid van het gebruiken van het bestaande wegennet heeft het college gesteld dat daarmee de verkeersbelasting op dat bestaande wegennet teveel toeneemt. Dit biedt ook geen oplossing voor de hulpdiensten, waarvoor het college een extra aanrijroute gewenst vindt. Daarnaast is er een voorkeur voor het openstellen van de Jagersboschlaan, omdat daardoor volgens het college het verkeer via de meest logische route sneller beweegt naar de functies aan de Martinilaan en omgekeerd, richting de N65. Daarnaast draagt deze oplossing volgens het college bij aan de volgens de structuurvisie gewenste bredere gebiedsontwikkeling van het westelijke deel van Vught. Dat volgens diverse deskundigenonderzoeken op het gebied van onder meer archeologie, bodem, natuur en stikstof is gebleken dat geen overwegende bezwaren kleven aan de openstelling van de Jagersboschlaan, heeft het college uiteindelijk tot de conclusie geleid dat dit de meest geschikte optie is.
De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het college met het voorgaande voldoende gemotiveerd heeft dat de beide alternatieven niet leiden tot het dienen van de met het besluit gemoeide belangen op een zodanige wijze, dat daaraan minder nadelen kleven.
Het betoog slaagt niet.
Leidt het verkeersbesluit tot onevenredige nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid?
11.     [appellant sub 3A] en anderen, Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het verkeersbesluit tot een verkeersonveilige situatie op de Jagersboschlaan leidt, vooral voor fietsers. De vermenging van verkeersstromen zorgt voor die onveiligheid en is in strijd met de structuurvisie die juist pleit voor ontvlechting van fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer. 800 Fietsers en 1490 motorvoertuigen per etmaal zijn volgens hen niet gezamenlijk veilig af te wikkelen. Dat de Jagersboschlaan een fietsstraat wordt waarbij de auto te gast is, garandeert de veiligheid niet. De inrichting als fietsstraat past ook niet bij het aantal te verwachten motorvoertuigen per etmaal. [appellant sub 2] voert onder verwijzing naar het door hem in het geding gebrachte "Verkeerskundig en verkeerstechnisch advies verkeersbesluit Jagersboschlaan te Vught" van VAGN van 19 maart 2020 aan dat de verhouding tussen fietsers en auto’s in de weg staat aan de veiligheid. Daarbij wordt gewezen op richtlijnen van het CROW waaruit volgt dat fietsers op een fietsstraat dominant moeten zijn.
Ingenieursbureau A2r3 B.V. stelt verder dat er te weinig ruimte is voor voetgangers op de Jagersboschlaan, zodat ook de veiligheid van voetgangers onvoldoende is gegarandeerd. Het voetpad zal zo smal zijn dat uitgeweken moet worden naar de rijweg.
11.1.  De rechtbank heeft geoordeeld dat de openstelling van de Jagersboschlaan, anders dan appellanten betogen, niet zal leiden tot een onevenredige benadeling van fietsers in het licht van de verkeersveiligheid. Zij heeft daartoe overwogen dat het college heeft gemotiveerd dat de openstelling van de Jagersboschlaan zal leiden tot een afname van het gemotoriseerde verkeer op het omliggende wegennet, waardoor de fietsveiligheid wordt vergroot. Bij haar oordeel heeft zij ook betrokken dat volgens het eerder genoemde memo van Ex Ante het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de snelfietsroute langs de N65 vooral voor scholieren met als bestemming de Martinilaan, een zeer aantrekkelijk alternatief zal zijn voor de fietsroute over de Jagersboschlaan.
De rechtbank heeft ook geen grond gevonden voor het oordeel dat het besluit leidt tot een onveilige situatie voor voetgangers.
Beoordeling
11.2.  De rechtbank heeft terecht overwogen dat voor de fietsveiligheid van belang is dat, zoals het college heeft gesteld, door het beschikbaar komen van de snelfietsroute en het maken van ongelijkvloerse kruisingen over de N65, de verkeersveiligheid voor fietsers in het gebied in het algemeen zal toenemen. Het college heeft gesteld dat ook de verkeersveiligheid voor fietsers op de Jagersboschlaan na de openstelling niet in gevaar komt, vanwege het 30 km/uur-regime, omdat de weg als fietsstraat wordt ingericht met verkeersremmende maatregelen en doordat zwaar verkeer wordt geweerd. De rechtbank heeft het college terecht gevolgd in het standpunt dat deze maatregelen bijdragen aan de verkeersveiligheid voor fietsers. Ook vanwege het relatief lage aantal verwachte motorvoertuigen van circa 1490 per etmaal heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen onveilige situatie voor fietsers hoeft te worden verwacht.
Voor zover is betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat de aanduiding van de Jagersboschlaan als fietsstraat ten onrechte is, omdat zoals appellanten stellen, het aantal fietsers niet dominant zal zijn, wat volgens CROW-richtlijnen wel aanbevolen is, leidt dat niet tot het ermee beoogde doel. Wat er ook zij van het al dan niet dominant zijn van het aantal fietsers aan het aantal motorvoertuigen op de Jagersboschlaan, de omstandigheid dat niet zou zijn voldaan aan deze CROW-richtlijn maakt op zichzelf nog niet dat de Jagersboschlaan niet mag worden ingericht als fietsstraat. Daarnaast is van belang dat is berekend dat het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal in de toekomstige situatie circa 1490 bedraagt, en daarmee in ieder geval ruim blijft onder het door het CROW aanbevolen maximum van 2500 mvt/etmaal voor een fietsstraat. Er is dan ook, anders dan in de notitie van VAGN van 19 juli 2020 gesteld, geen aanleiding voor het oordeel dat de Jagersboschlaan niet goed als een fietsstraat zal kunnen functioneren.
Wat het voetpad betreft vermeldt het besluit dat over de gehele noordzijde van de Jagersboschlaan een loopstrook wordt aangelegd, die door de aanwezigheid van bomen variabel in breedte is. Het college heeft gesteld dat er voldoende ruimte is om langs de gehele noordzijde een voor alle doelgroepen goed toegankelijke loopstrook aan te leggen. Bij het aanleggen zal volgens het college aandacht worden besteed aan het creëren van voldoende ruimte, ook voor wandelaars met rollators of kinderwagens. Door de blijvende aanwezigheid van de bomen, zal volgens het college op een enkele locatie een smal gedeelte ontstaan, maar daar ligt het volgens het college voor de hand dat wandelaars kortstondig achter elkaar lopen, in plaats van te kiezen voor de rijbaan.
Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het verkeersbesluit niet in stand kan blijven vanwege onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid voor fietsers of voetgangers.
Het betoog slaagt niet.
Leidt het verkeersbesluit tot onevenredig nadelige gevolgen voor omwonenden?
12.     [appellant sub 2] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het college de belangen van omwonenden niet in kaart heeft gebracht en dus niet heeft afgewogen tegen de met het besluit te dienen belangen. Hij wijst op de verstoring van de rust in de achtertuinen. Ook vreest hij een daling van de waarde van de woningen. [appellant sub 3A] en anderen en Ingenieursbureau A2r3 B.V. voeren aan dat de rechtbank heeft miskend dat de openstelling van de Jagersboschlaan het woon- en leefklimaat van de aanwonenden onaanvaardbaar aantast door uitlaatgassen, geluid en aantasting van de privacy. De achtertuinen worden feitelijk onbruikbaar, volgens [appellant sub 3A] en anderen. Daarbij moet volgens hen, Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 2] niet alleen worden gekeken naar de gevolgen van de openstelling voor het woon- en leefklimaat na de reconstructie, maar moet er ook rekening mee worden gehouden dat tijdens de uitvoeringsfase van de reconstructie de opengestelde Jagersboschlaan als sluiproute zal dienen. Dat betekent jarenlang extra overlast. Ingenieursbureau A2r3 B.V. meent dat ook na de reconstructie van de N65 sprake zal zijn van files en dat dus ook dan gevaar bestaat voor sluipverkeer.
12.1.  De rechtbank heeft geoordeeld dat de afweging van de betrokken belangen die het college aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, niet onevenwichtig is. Zij is van oordeel dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor omwonenden van de Jagersboschlaan niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Het college heeft aan het standpunt ten grondslag gelegd dat het gebruik van de weg zoals het verkeersbesluit mogelijk maakt, als normaal mag worden beschouwd. De uitgevoerde onderzoeken tonen volgens het college aan dat de openstelling van de Jagersboschlaan aanvaardbaar is, met uitzondering van vrachtverkeer. Er is geen sprake van het onbruikbaar worden van de achtertuinen. Door het inrichten van de weg, waaronder de snelheidsremmende maatregelen en het instellen van een 30 km/uur regime, worden de negatieve effecten bovendien beperkt. Het college acht daarbij ook van belang dat de Jagersboschlaan al de bestemming "Verkeer" had, dat deze al als bromfietspad wordt gebruikt en dat in de toelichting van het bestemmingsplan "Vijverhof 2016" al is aangegeven dat de functie van de Jagersboschlaan zal wijzigen. Het college meent verder dat de vrees dat de Jagersboschlaan als sluiproute gebruikt zal worden niet terecht is. Het heeft daarover toegelicht dat de Jagersboschlaan, ook tijdens de ombouwfase, niet de kortste en, gezien de inrichting als fietsstraat, zeker niet de snelste route wordt tussen bijvoorbeeld twee aantakkingen op de N65. Daar komt bij dat tijdens de ombouwfase, via de Vijverbosweg niet de N65 naar Tilburg op kan worden gereden. Komend vanuit noordelijke richting, vanuit Den Bosch, kan vanaf de N65 ook niet op de Vijverbosweg worden gekomen. De Jagersboschlaan ligt ook daarom volgens het college niet voor de hand als sluipverkeersroute richting de Martinilaan.
Beoordeling
12.2.  Dat er veel wijzigt voor de aanwonenden is door het college onderkend. Dat er negatieve gevolgen van het verkeersbesluit optreden voor aanwonenden betekent echter op zichzelf nog niet dat het verkeersbesluit niet genomen mocht worden. De vraag die moet worden beantwoord is of de belangen van omwonenden onevenredig worden geraakt.
De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de belangen die worden gediend met de openstelling van de Jagersboschlaan zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van de omwonenden. Daarbij betrekt de Afdeling dat een beperkt aantal mvt per etmaal wordt verwacht als gevolg van het verkeersbesluit, dat een 30 km/uur-regime wordt doorgevoerd met verkeersremmende maatregelen en dat sprake is van een weg die binnen de bebouwde kom is gelegen. Ook is van belang dat het niet nemen van het verkeersbesluit voor gebruikers en bewoners aan andere straten tot een toename van verkeer leidt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich bij het verkeersbesluit niet kan beperken tot het meewegen van de belangen van degenen die aan de weg wonen waar het besluit zich op richt, maar dat het ook de belangen van anderen die door het (niet) nemen van het besluit getroffen kunnen worden, moet betrekken. Het college heeft verder, met hetgeen hiervoor onder 12.1 is overwogen, voldoende gemotiveerd dat geen reden bestaat om extra sluipverkeer tijdens de reconstructie van de N65 te verwachten. Het college heeft dan ook, anders dan Ingenieursbureau A2r3 B.V. heeft betoogd, daarin geen aanleiding hoeven zien om in het besluit een maatregel te treffen waardoor tijdens de reconstructie van de N65 het verkeer van de Jagersboschlaan wordt geweerd.
Verder is van belang dat naar de gevolgen van het verkeersbesluit onderzoek is gedaan. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken naar onder meer de gevolgen voor geluid, stikstof en ecologie, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de omwonenden niet onevenredig in hun belangen worden geraakt. Het betoog dat de belangen van omwonenden niet in kaart zijn gebracht en niet zijn gewogen, mist daarmee feitelijke grondslag.
Anders dan [appellant sub 2] betoogt, heeft de rechtbank in het door hem in beroep in het geding gebrachte advies van VAGN van 19 maart 2020 geen aanleiding hoeven zien voor twijfel aan de door het college gehanteerde deskundigenonderzoeken. Allereerst is het onderzoek van VAGN een verkeerskundig onderzoek, dat daarom niet kan afdoen aan de conclusies in de deskundigenonderzoeken over geluid, stikstof en ecologie. Het onderzoek van VAGN van 19 maart 2020 gaat op die onderwerpen ook niet in. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het college de bevindingen in het VAGN rapport gemotiveerd heeft weersproken en dat een aantal bevindingen daarin feitelijk onjuist is, zoals dat voorafgaand aan het besluit de politie niet zou zijn geraadpleegd. Ook overigens ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het oordeel van de rechtbank over het tegenonderzoek van VAGN niet juist is.
Wat het in hoger beroep in het geding gebrachte aanvullende onderzoek van VAGN van 19 juli 2020 betreft, overweegt de Afdeling dat ook dat geen grond vormt voor het oordeel dat de belangen van de omwonenden niet juist in beeld zijn gebracht en gewogen. Dat wat het rapport vermeldt over geluid kan geen doel treffen, omdat, zoals vermeld, een 30 km/uur-regime wordt ingesteld waarvoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Verder is uit het naar analogie van de Wgh uitgevoerde geluidsonderzoek van Tritium van 6 januari 2020 gebleken dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48dB op geen enkele gevel van de omliggende woningen overschrijdt. Het college mocht zich daarom op het standpunt stellen dat de omwonenden door de toename van de geluidbelasting niet onevenredig in hun belangen worden geraakt.
De conclusie is dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de aan het besluit ten grondslag gelegde belangenafweging niet onevenwichtig is.
De betogen slagen niet.
Overige aspecten
13.     Ingenieursbureau A2r3 B.V. betoogt verder dat het oordeel van de rechtbank, dat VAGN in het rapport van 19 maart 2020 ten onrechte zou hebben gesteld dat er geen advies door de korpschef is uitgebracht, niet juist is.
13.1.  In genoemd rapport van VAGN staat:
"Artikel 24 van het BABW bepaalt dat overleg met de politie moet plaatsvinden over het verkeersbesluit. Dat moet benoemd worden in het verkeersbesluit, maar ontbreekt. Daarmee kan de rechtsgeldigheid van het verkeersbesluit ter discussie gesteld worden."
Deze stelling van VAGN wordt verder niet toegelicht.
In het besluit van 11 september 2019 staat onder het kopje "Overleg":
"Overeenkomstig artikel 24 BABW overleg is gepleegd met vertegenwoordigers van de politie eenheid Oost Brabant, team Meierij."
Het dossier bevat daarnaast een positief advies van deze politie-eenheid van 19 juli 2019.
De rechtbank heeft onder deze omstandigheden terecht en op juiste gronden overwogen dat de enkele stelling van VAGN dat de politie niet is geraadpleegd voorafgaand aan het besluit, feitelijk onjuist is.
Het betoog slaagt niet.
14.     Voor zover Ingenieursbureau A2r3 B.V. heeft betoogd dat het verkeersbesluit is genomen in strijd met de gemeentelijke Nota Groen en de Cultuurhistorische waardenkaart zoals opgenomen in de IOV, overweegt de Afdeling dat deze gestelde omstandigheden, wat daarvan zij, gelet op het voormelde toetsingskader voor het verkeersbesluit, in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.
15.     [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het verkeersbesluit ook had moeten voorzien in het verwijderen van de fysieke afsluiting in de vorm van twee afsluitpaaltjes op de hoek van de Jagersboschlaan met de Martinilaan. Ingenieursbureau A2r3 heeft hetzelfde betoog ter zitting ingetrokken.
15.1.  Het college heeft erkend dat per abuis het verwijderen van de betreffende paaltjes niet in het verkeersbesluit is opgenomen. Omdat echter volgens het college voor eenieder duidelijk is, dan wel redelijkerwijs duidelijk moet zijn, dat met het verkeersbesluit is beoogd de Jagersboschlaan geheel open te stellen voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van de bereikbaarheid van de belangrijke maatschappelijke voorzieningen aan de Martinilaan vanaf de Vijverboslaan, omdat anders die bereikbaarheid alsnog niet verzekerd is, heeft het college de Afdeling verzocht om zo nodig zelf in de zaak voorziend volgens artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Awb, te bepalen dat het bestreden besluit mede de verwijdering van de betreffende paaltjes omvat.
15.2.  Het betoog wordt terecht voorgedragen. Gelet op het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Wvw 1994 heeft de rechtbank niet onderkend dat het verwijderen van de betreffende afsluitpaaltjes ter plaatse van de aansluiting Jagersboschlaan - Martinilaan ook onderdeel van het verkeersbesluit had moeten zijn.
Het betoog slaagt.
Conclusie
16.     De hoger beroepen van Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] en van [appellant sub 3A] en anderen zijn ongegrond.
De Afdeling zal het hoger beroep van [appellant sub 2] gegrond verklaren en de uitspraak van de rechtbank vernietigen voor zover daarbij niet is onderkend dat het verkeersbesluit ten onrechte niet voorziet in het verwijderen van de fysieke afsluiting, in de vorm van de afsluitpaaltjes, bij de aansluiting van de Jagersboschlaan met de Martinilaan.
Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant sub 2] gegrond verklaren, het besluit van het college van 21 februari 2020, kenmerk DV/MC/Z19-216843/UIT/20-349963,  vernietigen voor zover daarbij het besluit van 11 september 2019, kenmerk 2019-06D, niet is herroepen en niet mede is voorzien in het verwijderen van de fysieke afsluiting bij de aansluiting van de Jagersboschlaan met de Martinilaan.
De uitspraak van de rechtbank zal voor het overige worden bevestigd.
Definitieve beslechting van het geschil
17.     De Afdeling ziet geen belemmeringen om, zoals het college heeft verzocht, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Daarbij is van belang dat er geen twijfel over bestaat dat het verkeersbesluit is bedoeld om een doorgaande route over de Jagersboschlaan naar de maatschappelijke voorzieningen aan de Martinilaan te realiseren, wat door de fysieke afsluiting wordt belemmerd. Naar de overtuiging van de Afdeling zal de uitkomst van het geschil geen andere zijn als het college zelf opnieuw in de zaak zou voorzien. Er zijn verder, zoals hiervoor is geoordeeld, geen andere redenen waarom het besluit niet in rechte stand zou kunnen houden.
De Afdeling zal dan ook, zelf voorziend, het besluit van 11 september 2019, kenmerk 2019-06D herroepen. Het verkeersbesluit wordt gewijzigd, in die zin dat dit besluit onder het kopje "Besluiten" op p. 3 als volgt komt te luiden:
"Besluiten:
(…)
- Tot het nemen van de navolgende verkeersmaatregelen:
Door het verwijderen van de borden C01, C02 en C03, bord G12A, de fysieke afsluiting (paaltjes) ter hoogte van de aansluiting Jagersboschlaan - Martinilaan en de fysieke afsluiting (paaltje) ter hoogte van het Wildpad, de Jagersboschlaan (gedeelte Vijverbosweg - Martinilaan) open te stellen voor gemotoriseerd verkeer waarbij vrachtverkeer en autobussen worden geweerd door middel van toepassing van het bord C07b.
(…)"
18.     De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 21 februari 2020, voor zover het is vernietigd. Dit betekent dat het college geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen.
19.     De uitkomst is, dat het verkeersbesluit in voormelde zin wordt gewijzigd en voor het overige in stand blijft.
20.     Het college moet de proceskosten van [appellant sub 2] vergoeden. Daarbij gaat het om de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor zover [appellant sub 2] in zijn hoger beroepschrift ook heeft verzocht om vergoeding van de kosten van 2 deskundigenrapporten, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat van [appellant sub 2] geen proceskostenformulier is ontvangen en de hoogte van deze kosten niet is genoemd, noch gespecificeerd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de hoger beroepen van Ingenieursbureau A2r3 B.V. en [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] ongegrond;
II.       verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] gegrond;
III.      vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarin niet is onderkend dat het verkeersbesluit ten onrechte niet voorziet in het verwijderen van de fysieke afsluiting bij de aansluiting van de Jagersboschlaan met de Martinilaan;
IV.     verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vught van 21 februari 2020, kenmerk DV/MC/Z19 - 216843/UIT/20 - 349963, gegrond;
V.      vernietigt dat besluit, voor zover het besluit van 11 september 2019, kenmerk 2019-06D, niet is herroepen en niet mede is voorzien in het verwijderen van de fysieke afsluiting bij de aansluiting van de Jagersboschlaan met de Martinilaan;
VI.     herroept het besluit van 11 september 2019 in zoverre;
VII.     bepaalt dat het besluit van 11 september 2019 wordt gewijzigd, in die zin dat dit besluit onder het kopje "Besluiten" op p. 3, als volgt komt te luiden:
"Besluiten:
(…)
- Tot het nemen van de navolgende verkeersmaatregelen:
Door het verwijderen van de borden C01, C02 en C03, bord G12A, de fysieke afsluiting (paaltjes) ter hoogte van de aansluiting Jagersboschlaan - Martinilaan en de fysieke afsluiting (paaltje) ter hoogte van het Wildpad, de Jagersboschlaan (gedeelte Vijverbosweg - Martinilaan) open te stellen voor gemotoriseerd verkeer waarbij vrachtverkeer en autobussen worden geweerd door middel van toepassing van het bord C07b.
(…)"
VIII.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 21 februari 2020, voor zover dat is vernietigd;
IX.     bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
X.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vught tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.036,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
XI.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Vught aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 443,00 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. A. ten Veen en  mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Uylenburg
Voorzitter
w.g. Bolleboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022
641
BIJLAGE
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2, eerste lid luidt:
"De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer."
Het tweede lid luidt:
"De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden."
Artikel 15, tweede lid luidt:
"Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken."
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 21 luidt:
"De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen."