ECLI:NL:RVS:2022:41
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 juni 2021, gerectificeerd op 8 juni 2021, de aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd. De staatssecretaris had op 30 april 2021 deze aanvragen afgewezen. In het hoger beroep stelde de staatssecretaris dat de rechtbank een motiveringsgebrek had geconstateerd, maar de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 759,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. J. Verbeek.