ECLI:NL:RVS:2022:446

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
202200138/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen saneringsplan A4 en A67

Op 11 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het saneringsplan "A4 en A67". Dit saneringsplan, vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat op 24 november 2021, omvatte onder andere het verlagen van geluidproductieplafonds. De verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], hebben bezwaar gemaakt tegen de inschrijving van dit plan in het kadaster, omdat zij vrezen dat dit de waarde van hun woning negatief zal beïnvloeden. Daarnaast vreesden zij dat er een geluidscherm zou worden gerealiseerd dat niet tot aan hun woning zou reiken.

Tijdens de zitting op 3 februari 2022, waar de verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat mr. A.A.P.M. Theunen, en de minister vertegenwoordigd was door mr. S. van Kaam, M. Pannekoek en D. van der Gugten, werd duidelijk dat de minister het besluit pas aan de Dienst voor het kadaster zou toesturen nadat het onherroepelijk was geworden. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien bevestigde de minister dat er tot de uitspraak in de bodemprocedure geen onomkeerbare maatregelen zouden worden genomen die het realiseren van een geluidscherm tot aan de woning van de verzoekers onmogelijk zouden maken.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.

Uitspraak

202200138/2/R4.
Datum uitspraak: 11 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2021 heeft de minister het saneringsplan "A4 en A67" vastgesteld en geluidproductieplafonds verlaagd.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 februari 2022, waar [verzoeker B], bijgestaan door mr. A.A.P.M. Theunen, advocaat te Veghel, en de minister, vertegenwoordigd door mr. S. van Kaam, M. Pannekoek en D. van der Gugten, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [verzoekers] beogen met hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te voorkomen dat het saneringsplan "A4 en A67" op grond van artikel 11.65, tweede lid, van de Wet milieubeheer wordt ingeschreven in het kadaster, omdat volgens hen daardoor de waarde van hun woning zal dalen. Ook beogen zij met hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te voorkomen dat er op grond van het saneringsplan een geluidscherm wordt gerealiseerd, dat niet reikt tot hun woning.
2.       Ter zitting heeft de minister bevestigd dat hij het besluit tot vaststelling van het saneringsplan pas aan de Dienst voor het kadaster zal toesturen, nadat dit besluit onherroepelijk is geworden. In zoverre bestaat geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Een schorsing van het besluit zou er niet voor zorgen dat er alsnog een geluidscherm wordt gerealiseerd dat tot de woning van [verzoekers] reikt. Daarnaast heeft de minister ter zitting eveneens bevestigd dat hij totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, geen onomkeerbare maatregelen zal treffen die het realiseren van een geluidscherm tot aan de woning van [verzoekers] onmogelijk maken. Mocht na de bodemprocedure blijken dat het geluidscherm toch moet worden doorgetrokken tot de woning van [verzoekers], blijft dat dus mogelijk. Gelet hierop bestaat ook in zoverre geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2022
457-963.