ECLI:NL:RVS:2022:538

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
202006717/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 12 maart 2020 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Kramer-Ograjensek, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van de vreemdeling laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft. Dit leidde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot de conclusie dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2022, met mr. C.M. Wissels als voorzitter en mr. C.J. Borman en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt als leden. De griffier, mr. N. Tibold, was aanwezig bij de uitspraak, die in het openbaar is uitgesproken.

Uitspraak

202006717/1/V2.
Datum uitspraak: 18 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 8 december 2020 in zaak nr. NL20.6563 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Kramer-Ograjensek, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de staatssecretaris een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De gemachtigde van de vreemdeling heeft laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. Zij heeft geen contact meer met hem. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2022
853