ECLI:NL:RVS:2022:545
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 januari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 29 maart 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.
In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:94) heeft de Afdeling vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt verricht. Dit gebrek aan transparantie maakt het voor de bestuursrechter onmogelijk om effectief te toetsen of de besluiten van de staatssecretaris zorgvuldig zijn voorbereid en deugdelijk zijn gemotiveerd. De Afdeling heeft geoordeeld dat de derde grief van de vreemdeling slaagt.
Het hoger beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van 21 januari 2021 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.