ECLI:NL:RVS:2022:63

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
202103127/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over geschiktheid van locatie voor inzameling van grof afval in Amsterdam

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 januari 2022 uitspraak gedaan over een geschil tussen een appellant, wonend te Amsterdam, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van Amsterdam. Het geschil betreft de aanwijzing van een locatie met het nummer 1091TK-16 voor het inzamelen van grof afval, welke door het dagelijks bestuur op 9 maart 2021 is vastgesteld. De appellant betoogde dat de aangewezen locatie niet geschikt is, omdat deze zich vlak voor zijn berging en voordeur bevindt, wat zou leiden tot onaanvaardbare geluidshinder, vooral 's nachts wanneer het grof afval vaak wordt doorzocht.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 25 november 2021, waarbij de appellant werd bijgestaan door een gemachtigde en het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en C. van Bergen Henegouw. De Afdeling overwoog dat het dagelijks bestuur bij het aanwijzen van de locatie niet onjuiste feiten en omstandigheden in acht had genomen. Echter, de Afdeling concludeerde dat het dagelijks bestuur onvoldoende had gemotiveerd waarom alternatieve locaties, zoals de groenstrook aan de Weesperzijde, niet geschikt waren. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit, voor zover het de aangewezen locatie betreft, vernietigd moest worden.

De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het beroep van de appellant gegrond was, en het besluit van het dagelijks bestuur werd vernietigd. Tevens werd het dagelijks bestuur gelast om het griffierecht van € 181,00 aan de appellant te vergoeden. De uitspraak werd vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, en vond plaats in het openbaar op 12 januari 2022.

Uitspraak

202103127/1/R1.
Datum uitspraak: 12 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het dagelijks bestuur de locatie met het nummer 1091TK-16, nabij het adres [locatie] te Amsterdam aangewezen voor het inzamelen van grof afval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2021, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en C. van Bergen Henegouw, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] woont op het adres [locatie] te Amsterdam, nabij de locatie 1091TK-16.
Wettelijk kader
2.       Het dagelijks bestuur houdt, blijkens hoofdstuk 2, onder a, van het eindverslag van de inspraakprocedure behorende bij het besluit, het volgende uitgangspunt aan voor het aanwijzen van aanbiedplaatsen:
"a. Aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval
Het grof afval dient voor de deur te worden aangeboden. De inzamelorganisatie kan door geparkeerde auto's of fietsen dan vaak het grof afval niet inzamelen. Echter, het beleid stelt momenteel geen alternatieve locatie voor. Hierdoor is de gewoonte in Amsterdam geworden om het grof afval om en op de ondergrondse afvalcontainers neer te leggen. Hierdoor kunnen de ondergrondse containers niet geleegd worden, waardoor er afvalzakken bij het grof afval worden gezet. Daarnaast is de kans groot dat wanneer het grof afval wordt opgeruimd dat dan de ondergrondse containers beschadigd worden. Vooruitlopend op het beleid worden aanbiedplaatsen voor grof afval aangewezen. Deze locaties worden niet ingericht, omdat daarvoor eerst het stedelijk beleid moet worden vastgesteld. Wel kunnen deze locaties te zijner tijd meehelpen om de overlast op en om afvalinzamellocaties te verminderen." Blijkens het bestreden besluit hanteert het dagelijks bestuur in afwachting van een nadere concretisering van het beleid voor het aanbieden van grof afval het "Stedelijk Kader Bepalen locaties inzamelvoorzieningen" (hierna: het stedelijk kader), dat het college van burgemeester en wethouders op 19 december 2017 heeft vastgesteld. In dit stedelijk kader zijn zowel algemene richtlijnen voor locaties van inzamelvoorzieningen als specifieke richtlijnen voor locaties voor grof afval opgenomen.
Geschiktheid locatie
3.       [appellant] betoogt dat het dagelijks bestuur bij het bepalen van de geschiktheid van de locatie heeft miskend dat de locatie niet alleen vlak voor de deur van zijn berging, maar ook vlak voor de voordeur van het appartementencomplex waarin hij woont, ligt. Verder stelt hij dat de aanbiedplek onder zijn slaapkamerraam is. Aangezien met name in de nacht het grof afval wordt doorzocht, zal dit een onaanvaardbare geluidhinder opleveren.
3.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat voor de locatie het parkeervak voor de deur van de berging zal worden opgegeven. De straat wordt hier zo ingericht, dat het trottoir ter plaatse van het parkeervak wordt verbreed, zodat op deze plek het grof afval kan worden geplaatst. Het nu nog bestaande parkeervak ligt tot precies voor de deur voor de berging. Het parkeervak voor de voordeur zal daarom niet worden gebruikt voor het inzamelen van grof afval. Tevens is de aanbiedlocatie dan breed genoeg om het trottoirdeel voor de voordeur vrij te houden van grof afval.
3.2.    De Afdeling overweegt dat nu het dagelijks bestuur heeft verklaard dat het parkeervak niet voorbij de deur van de berging zal worden omgebouwd tot trottoir en dat dit ook niet de bedoeling is geweest, er geen grond bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur bij het bepalen van de geschiktheid van de locatie van onjuiste feiten en omstandigheden is uitgegaan. Over de geluidbelasting van het doorzoeken van afval overweegt de Afdeling dat gelet op artikel 19, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening het verboden is om ter inzameling gereed liggend afval te doorzoeken. [appellant] kan, indien dit voorkomt, verzoeken om handhaving. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur deze locatie niet geschikt heeft kunnen achten en van het aanwijzen van deze locatie had moeten afzien. Het betoog faalt.
Alternatieve locaties
4.       [appellant] betoogt dat hij alternatieve locaties voor het inzamelpunt naar voren heeft gebracht en dat het dagelijks bestuur deze niet heeft beoordeeld. Volgens hem zijn er genoeg plekken waar geen deuren of slaapkamers dichtbij in de buurt zijn, zoals de groenstrook aan de Weesperzijde.
4.1.    De Afdeling overweegt dat het dagelijks bestuur heeft beargumenteerd waarom enkele door [appellant] aangedragen alternatieven niet zoveel beter zijn dat de nu bestreden locatie niet had kunnen worden aangewezen. Het heeft echter nagelaten te motiveren waarom de locatie in de groenstrook aan de Weesperzijde geen geschikt alternatief zou zijn. De enkele stelling van het dagelijks bestuur dat in het kader van de herinrichting van de Weesperzijde, die is tot stand gekomen met uitgebreide bewonersparticipatie, niet is voorzien in grofafvallocaties, biedt onvoldoende onderbouwing dat in deze straat geen geschikt alternatief kan worden gevonden. Het bestreden besluit berust daarmee niet op een voldoende motivering. Het betoog slaagt.
Slotconclusie
5.       Het bovenstaande leidt de Afdeling tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden vernietigd, voor zover daarbij de locatie met het nummer 1091TK-16 is aangewezen voor het inzamelen van grof afval.
5.1.    Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten vergoeden, aangezien niet is gebleken dat [appellant] proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van 9 maart 2021, kenmerk ZD2020-008417, voor zover daarbij de locatie met het nummer 1091TK-16 is aangewezen voor het aanbieden van grof afval;
III.      gelast dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van Amsterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022
361