202108180/3/R3.
Datum uitspraak: 1 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
2. Stichting Staedion en [verzoeker sub 2], gevestigd te Den Haag,
verzoekers,
en
provinciale staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 1 maart 2022 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter
griffier: mr. J.N. Witsen
Verschenen:
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. M. Rus-Van der Velde en mr. M. Gayir, beiden advocaat te Utrecht;
Stichting Staedion en [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.A. Mohuddy, advocaat te Breda, vergezeld door [gemachtigde A];
provinciale staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door mr. C.E. Barnhoorn, advocaat te Den Haag, vergezeld door H.J. Erades-Zwalve en W. Croes;
LdM C.V., LdM Beheer B.V., Gasunie Warmte Holding B.V. en N.V. Nederlandse Gasunie (tezamen: WarmtelinQ), vertegenwoordigd door mr. J.E. van Uden, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigde B];
De beroepen richten zich - onder meer - tegen het besluit van provinciale staten van 13 oktober 2021 tot vaststelling van het provinciaal inpassingsplan "Warmtetransportleiding Vlaardingen-Den Haag". Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 13 oktober 2021 tot vaststelling van het provinciaal inpassingsplan "Warmtetransportleiding Vlaardingen-Den Haag", voor zover het de gronden betreft zoals in rood aangegeven op de kaart in de bijlage bij dit proces-verbaal;
II. wijst het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag af;
III. veroordeelt provinciale staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV. gelast dat provinciale staten van Zuid-Holland aan Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Gronden:
Het inpassingsplan maakt de aanleg van warmtetransportleidingen in de gemeenten Den Haag, Rijswijk, Delft, Midden-Delfland, Schiedam en Vlaardingen mogelijk.
Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht om het inpassingsplan te schorsen, voor zover dat een warmteoverdrachtstation ter hoogte van de Tripstraat in Den Haag mogelijk maakt. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe. Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] hebben een spoedeisend belang, omdat zij concrete plannen hebben om op deze locatie een wooncomplex te realiseren en het inpassingsplan in de weg kan staan aan verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor dat project. Provinciale staten hebben te kennen gegeven dat het niet langer de bedoeling is dat er op deze locatie een warmteoverdrachtstation kan komen en dat het inpassingsplan hierop zo spoedig mogelijk zal worden aangepast. Zolang dat niet is gebeurd, kan het inpassingsplan Stichting Staedion en [verzoeker sub 2] echter belemmeren in de voortgang van het project.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag hebben de voorzieningenrechter verzocht om het inpassingsplan te schorsen, voor zover dat ziet op het gehele grondgebied van de gemeente Den Haag, omdat het college ook bij eventuele andere ontwikkelingen rekening zal moeten houden met het inpassingsplan. Ter zitting heeft het college desgevraagd meegedeeld dat er, afgezien van het project van Stichting Staedion en [verzoeker sub 2], momenteel geen aanvragen om omgevingsvergunning in behandeling zijn waarop het inpassingsplan van invloed is. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat het college niettemin een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. WarmtelinQ heeft te kennen gegeven niet vóór 1 november 2022 met werkzaamheden op het grondgebied van Den Haag te zullen beginnen. Dat, zoals het college ter zitting heeft betoogd, niet zeker is dat er op die datum uitspraak in de hoofdzaak zal zijn gedaan, levert geen spoedeisend belang op. Wanneer tegen die tijd op korte termijn werkzaamheden op het grondgebied van Den Haag zijn voorzien en nog geen uitspraak in de hoofdzaak is gedaan, staat voor het college de mogelijkheid open om een nieuw verzoek om voorlopige voorziening te doen.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
727
BIJLAGE