ECLI:NL:RVS:2022:748

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
202200151/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Oudeschans en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat

Op 16 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan "Oudeschans, [locatie 1] en [locatie 2]" dat op 10 november 2021 door de raad van de gemeente Westerwolde is vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft gronden aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Oudeschans, en vervangt eerdere bestemmingsplannen. De gronden zijn in eigendom van een maatschap die een akkerbouwbedrijf exploiteert. De verzoekers, bestaande uit twee inwoners van Oudeschans en de Stichting Vesting Oudeschans, zijn van mening dat het bestemmingsplan het woon- en leefklimaat in de voormalige vesting aantast en niet passend is in de omgeving van het beschermd dorpsgezicht. Ze hebben de voorzieningenrechter verzocht om het plan te schorsen totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 1 maart 2022. Tijdens de zitting is gebleken dat de maatschap voornemens is om binnen het nieuwe bouwvlak twee nieuwe opslagloodsen te realiseren en dat de gemeente op 4 februari 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Stichting een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, waardoor haar beroep in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden geacht.

Na een belangenafweging heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt ten opzichte van de eerder bestaande mogelijkheden niet zodanig ingrijpend zijn voor het woon- en leefklimaat en het beschermd dorpsgezicht, dat schorsing van het plan gerechtvaardigd is. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.

Uitspraak

202200151/2/R3.
Datum uitspraak: 16 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.       [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], wonend te Oudeschans, gemeente Westerwolde,
2.       Stichting Vesting Oudeschans, gevestigd te Oudeschans, gemeente Westerwolde,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Westerwolde,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Oudeschans, [locatie 1] en [locatie 2]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] en de Stichting beroep ingesteld.
[verzoekers] en de Stichting hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] hebben nadere stukken ingediend.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 maart 2022, waar [verzoekers], bijgestaan door mr C. Lubben, rechtsbijstandsverlener te Amsterdam, de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door H. de Muinck en B. Bijl, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het bestemmingsplan ziet op gronden aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Oudeschans, ten zuiden van de voormalige vesting Oudeschans. Het bestemmingsplan vervangt voor deze gronden de voorgaande bestemmingsplannen "Oudeschans" en "Buitengebied 1998". Deze gronden zijn in eigendom van de maatschap, die hier een akkerbouwbedrijf exploiteert. De gronden van het plangebied behouden de voorheen al geldende bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf", en dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie", "Waarde - Beschermd dorpsgezicht" en "Waarde - Open Gebied", maar het plan brengt wel verandering in de situering van de bouwvlakken. Gronden aan de westkant van [locatie 2] en aan de oostkant van [locatie 1] zijn in het plan niet langer als bouwvlak aangewezen. In plaats daarvan zijn gronden direct ten oosten van de bestaande loods aan [locatie 1] als bouwvlak aangewezen. De raad heeft met het bestemmingsplan beoogd om het bouwvlak geconcentreerder te situeren en de totale oppervlakte van het bouwvlak te verkleinen. Verder is aan een smalle strook de functieaanduiding "Ontsluiting" toegekend. Deze strook begint aan de oostkant van [locatie 1], loopt ten zuiden en ten oosten om de voormalige vesting heen en sluit aan op de Oudeschanskerweg.
[verzoekers] wonen aan de [locatie 3] in Oudeschans, binnen de voormalige vesting. De Stichting zet zich in voor het bewaren van Oudeschans als cultuurhistorisch monument. Zij zijn het niet eens met het bestemmingsplan omdat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt volgens hen het woon- en leefklimaat in de voormalige vesting aantasten en niet passend zijn in de omgeving van het beschermd dorpsgezicht. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het plan te schorsen totdat in de bodemprocedure uitspraak op hun beroepen is gedaan.
De maatschap heeft het voornemen om binnen het nieuwe bouwvlak twee nieuwe opslagloodsen te realiseren en heeft naar voren gebracht belang te hebben bij een spoedige realisering. Zij heeft al een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Ter zitting is gebleken dat het college de gevraagde omgevingsvergunning op 4 februari 2022 heeft verleend.
Ontvankelijkheid Stichting
3.       De maatschap stelt zich op het standpunt dat de Stichting geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht is, zodat haar beroep niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard en haar verzoek daarom moet worden afgewezen.
3.1.    Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953 onder 4.3 tot en met 4.8, heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de mogelijkheid is geboden om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen. De Stichting heeft een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De voorzieningenrechter gaat er al daarom van uit dat het beroep van de Stichting in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden geacht.
Spoed
4.       Nu het college inmiddels omgevingsvergunning voor het realiseren van twee loodsen binnen het nieuwe bouwvlak heeft verleend, en daartegen mogelijk rechtsmiddelen zijn of worden ingesteld, hebben [verzoekers] en de Stichting een spoedeisend belang bij schorsing van het plan.
Beoordeling verzoeken
5.       Mede gelet op de uitgebreide beroepsgronden en de kort voor de zitting nog door de maatschap en de raad ingediende stukken, acht de voorzieningenrechter het niet aangewezen om een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven. De beroepsgronden dienen in de bodemprocedure ten volle te worden beoordeeld. De voorzieningenrechter zal de verzoeken aan de hand van een belangenafweging beoordelen.
6.       De maatschap heeft naar voren gebracht dat zij een groot belang heeft bij een spoedige realisering van de beoogde nieuwe loodsen. [verzoekers] en de Stichting hebben dat niet betwist.
7.       De voorzieningenrechter acht van belang dat het bestemmingsplan niet tot doel heeft om een grotere uitbreiding van het akkerbouwbedrijf mogelijk te maken. Er is geen sprake van een toevoeging van een nieuw bouwvlak aan de bestaande bouwvlakken, maar van een verschuiving van ongebruikte bouwvlakken. In de plantoelichting staat dat de totale oppervlakte aan bouwvlak door deze verschuiving afneemt van 1,44 ha naar 1,2 ha. [verzoekers] en de Stichting hebben niet aannemelijk gemaakt dat met deze verschuiving niettemin aanmerkelijk meer bebouwing kan worden gerealiseerd dan voorheen. Voor zover zij hebben aangevoerd dat de bouwvlakken zoals aangewezen in het voorgaande bestemmingsplan Buitengebied 1998 maar voor 70% mochten worden bebouwd, en het nieuw aangewezen bouwvlak in zijn geheel, overweegt de voorzieningenrechter dat ook daarvan uitgaande nog altijd sprake is van slechts een geringe toename. Voor zover zij hebben gewezen op een bestaande paardenbak aan de [locatie 1], die in het nieuwe plan niet langer binnen een bouwvlak ligt, overweegt de voorzieningenrechter dat een paardenbak een bouwwerk, geen gebouw zijnde is, terwijl de bouwvlakken zowel in het voorgaande plan, als in het nieuwe plan slechts de locaties beperken waar gebouwen mogen worden opgericht. Wat betreft de bouwhoogte is sprake van een geringe toename van de maximale hoogte van 14 m naar 15 m. Hier staat tegenover dat voorheen verspreide bebouwing mogelijk was, die door de verschuiving van de bouwvlakken wordt geconcentreerd. Verder maakt een na te leven landschappelijk erfinrichtingsplan deel uit van het bestemmingsplan, mede met het oog op het beschermd dorpsgezicht. De voorzieningenrechter acht daarom aannemelijk dat het effect van de mogelijke bebouwing op het beschermd dorpsgezicht onder het nieuwe bestemmingsplan ten minste niet groter is dan voorheen.
[verzoekers] en de Stichting hebben ook gewezen op het negatieve advies van Libau, de gemeentelijke adviseur voor ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed, van 25 augustus 2020. Hierin wordt geadviseerd om eerst te zoeken naar alternatieve locaties voor de gewenste nieuwe loodsen, zoals bij een andere vestiging van de maatschap. Ter zitting heeft de maatschap evenwel onbetwist naar voren gebracht dat bij deze andere vestiging geen ruimte meer is om de beoogde loodsen te realiseren.
8.       Voor zover [verzoekers] en de Stichting vrezen voor een toename van de geluidbelasting vanwege het akkerbouwbedrijf, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om op voorhand uit te gaan van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De raad heeft zich gebaseerd op het rapport van het bureau Geluidszaken van 11 maart 2021. Daarin staat onder meer dat op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een richtafstand tot de dichtstbijzijnde woningen van 30 m moet worden aangehouden, en dat de afstand tot de meest nabijgelegen woning in dit geval zo'n 100 m bedraagt. Dit is door [verzoekers] en de Stichting niet betwist. Bovendien zal de maatschap ook onder het nieuwe plan gehouden zijn om zich te houden aan de bepalingen over geluid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor gerede twijfel of deze bepalingen zullen kunnen worden nageleefd. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat de strook met de functieaanduiding "Ontsluiting", die zal worden gebruikt door vrachtwagens, op nog grotere afstand van de dichtstbijzijnde woningen ligt. Daar komt bij dat het vrachtverkeer in de huidige situatie door of langs Oudeschans rijdt en dat de beoogde nieuwe ontsluiting tot doel heeft om Oudeschans te ontlasten. Bovendien was een ontsluiting over deze gronden ook onder het oude bestemmingsplan al mogelijk.
9.       Voor zover [verzoekers] naar voren brengen dat de raad geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de stikstofdepositie van de mogelijke gemaakte activiteiten, overweegt de voorzieningenrechter dat niet valt te verwachten dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure op dit punt niet in stand zal blijven. Het gaat om het onderzoek naar de gevolgen van stikstofdepositie op de dichtstbij gelegen Natura 2000-gebieden, in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb). Deze gebieden bevinden zich op enkele kilometers afstand van de woning van [verzoekers]. Die afstanden zijn te groot om aan te nemen dat de belangen van [verzoekers] bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving verweven is met het algemeen belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Naar verwachting  zal het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht daarom in de weg staan aan een vernietiging vanwege deze beroepsgrond.
Conclusie
10.     De voorzieningenrechter concludeert dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt ten opzichte van de eerder bestaande mogelijkheden niet zodanig ingrijpend zijn voor het woon- en leefklimaat binnen de voormalige vesting en voor het beschermd dorpsgezicht, dat schorsing van het plan in afwachting van de behandeling van de beroepen in de bodemprocedure gerechtvaardigd is.
11.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022
727