ECLI:NL:RVS:2022:815

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
202200463/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake Wob-verzoek betreffende back-up Microsoft Outlook-agenda

Op 22 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Dit verzoek was gericht op het onderzoeken van de beschikbaarheid van een back-up van de Microsoft Outlook-agenda van C.J.M. Schuurmans, senior hoofdinspecteur van de afdeling Toezicht en Handhaving van de gemeente Utrecht, met afspraken met woningcorporatie Mitros van vóór 24 maart 2019. De verzoeker vreesde dat gegevens die onder zijn Wob-verzoek vallen, zouden verdwijnen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 10 maart 2022, waarbij zowel de verzoeker als het college vertegenwoordigd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college een bezwaarplicht heeft voor documenten die onder het Wob-verzoek vallen. Echter, het college had gesteld dat er geen gegevens in de digitale agenda van Schuurmans waren gevonden en dat afspraken na een bepaalde periode automatisch worden verwijderd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er gegevens dreigen te verdwijnen en dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.

Uitspraak

202200463/2/A3.
Datum uitspraak: 22 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 2 december 2021 in zaak nr. 20/80 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2019 heeft het college besloten op een verzoek van [verzoeker] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 21 november 2019 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 december 2021 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep:
- gegrond verklaard,
- het besluit van 21 november 2019 vernietigd en
- het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak van rechtbank is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2022, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door R. Wiersma, bijgestaan door C.J.M. Schuurmans, via videoverbinding zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       [verzoeker] beoogt met zijn verzoek om een voorlopige voorziening te bereiken dat het college onderzoekt of er een back-up is gemaakt van de Microsoft Outlook-agenda van Schuurmans, senior hoofdinspecteur van de afdeling Toezicht en Handhaving, bestaande bouw van de gemeente Utrecht, met daarin afspraken voor overleg bij woningcorporatie Mitros van vóór 24 maart 2019. Dit is de datum van zijn Wob-verzoek. Zo ja, dan dient het college ervoor te zorgen dat die back-up bewaard wordt. Hij wil ook dat het college onderzoekt of er een papieren agenda van Schuurmans bestaat met afspraken met Mitros vóór die datum. Zo ja, dan dient ook die agenda bewaard te worden. Dat er in de agenda van Schuurmans een afspraak stond op 8 februari 2019 volgt uit een telefonisch gesprek tussen [verzoeker] en een medewerker van het klantcontactcentrum. Van dat gesprek heeft hij een audio-opname. Zonder maatregelen vreest [verzoeker] dat er gegevens die onder de reikwijdte van zijn Wob-verzoek vallen, zullen verdwijnen.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college een bezwaarplicht heeft voor documenten die onder het Wob-verzoek vallen. Voor zover informatie wordt verzocht die ten onrechte in ongerede is geraakt of is vernietigd, is het uitgangspunt dat het college het nodige moet doen om een verloren gegaan document terug te krijgen. Het college heeft in de beroepsprocedure gesteld dat afspraken die in een Outlook-agenda staan na een aantal maanden automatisch worden verwijderd. In de voorliggende procedure stelt het college dat er geen gegevens in de digitale agenda van Schuurmans zijn gevonden in de periode tot het Wob-verzoek. Ook in de back-up zijn die gegevens niet gevonden. Bij verwijdering van een afspraak uit de agenda, verdwijnt die ook uit de back-up, omdat de inhoud van de agenda en die van de back-up aan elkaar gelinkt zijn. Verder heeft Schuurmans geen papieren agenda, aldus het college.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gegevens die onder de reikwijdte van zijn Wob-verzoek vallen, dreigen te verdwijnen. Hoewel aannemelijk is dat er in de agenda van Schuurmans op 8 februari 2019 een afspraak heeft gestaan, heeft het college op voorhand een niet ongeloofwaardige verklaring gegeven voor het feit dat die afspraak niet teruggevonden is. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat Schuurmans ter zitting heeft verklaard dat hij geen fysiek overleg heeft gehad bij Mitros over het project waar het hier over gaat en dat de mededeling van de medewerker van het klantcontactcentrum over een afspraak van 8 februari 2019 op een misverstand berust. Gelet op het vorenstaande is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
3.       Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2022
629