ECLI:NL:RVS:2022:915

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
202201852/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep betreffende weigering Verklaring omtrent gedrag

In deze zaak heeft de minister voor Rechtsbescherming geweigerd om [wederpartij] een Verklaring omtrent gedrag (VOG) te verlenen. Deze weigering is in bezwaar gehandhaafd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 maart 2022 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en bepaald dat de minister uiterlijk op 28 maart 2022 om 12:00 uur de VOG moet afgeven. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank moet worden geschorst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevraagde voorlopige voorziening op korte termijn niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, maar dat het belang van [wederpartij] moet worden gediend. Daarom is besloten om de minister te verplichten de VOG uiterlijk op 28 maart 2022 af te geven.

Tevens is er een zitting gepland op 7 april 2022 om te onderzoeken of de getroffen voorziening moet worden opgeheven of gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 25 maart 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202201852/2/A3.
Datum uitspraak: 25 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de minister voor Rechtsbescherming,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2022 in zaak nr. LEE 22/787 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de minister.
Procesverloop
De minister heeft geweigerd [wederpartij] een Verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) te verlenen en deze weigering in bezwaar gehandhaafd.
Bij mondelinge uitspraak van 23 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank, voor zover van belang, het door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister uiterlijk op maandag 28 maart 2022 om 12:00 uur, [wederpartij] in het bezit moet stellen van een VOG.
Tegen deze uitspraak heeft minister hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de minister de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.       Het verzoek van de minister strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst.
4.       De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank leidt ertoe dat uiterlijk maandag 28 maart 2022 om 12:00 een VOG moet worden afgegeven. Nu de gevraagde voorlopige voorziening op deze korte termijn niet (inhoudelijk) kan worden beoordeeld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek bij wijze van ordemaatregel toe te wijzen. Aan het belang van [wederpartij] wordt tegemoetgekomen door uiterlijk op 7 april 2022 een zitting te houden waar zal worden onderzocht of aanleiding bestaat om de getroffen voorziening op te heffen of te wijzigen.
5.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2022 in zaak nr. LEE 22/787.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Van Hardeveld
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022