ECLI:NL:RVS:2023:107
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag op 26 januari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 24 juni 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat uit het verzoek niet blijkt van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van spoedeisendheid in procedures voor voorlopige voorzieningen.