ECLI:NL:RVS:2023:1219
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit staatssecretaris over verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan
Op 28 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 27 januari 2021, stelde vast dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer had. Dit besluit werd aangevochten door de vreemdeling, die in eerste instantie zijn bezwaar ongegrond verklaard zag door de staatssecretaris op 29 maart 2021, met een aanvulling op 15 maart 2022. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 1 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling en waarvoor mr. M.G. Evers als rechtsbijstandverlener optrad, werd door de Afdeling bestuursrechtspraak vastgesteld dat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek werd ontvangen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 28 maart 2023.