ECLI:NL:RVS:2023:1271
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 30 maart 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag was eerder op 30 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 29 december 2022 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.A.P. Heesterbeek, stelde hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. Echter, de termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 26 januari 2023, en het hogerberoepschrift werd pas na deze datum bij de Raad van State ingediend. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling het hoger beroep niet tijdig had ingediend en dat de aangevoerde redenen niet voldoende waren om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen.
Daarom verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2023, en de beslissing werd vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.