ECLI:NL:RVS:2023:132
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
Op 16 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 november 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.J.E. Hogewind, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Hoewel de Afdeling niet op alle onderdelen de overwegingen van de rechtbank volgt, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen. Dit is gebaseerd op het feit dat de vreemdeling verklaringen heeft afgelegd die kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 januari 2023.