ECLI:NL:RVS:2023:138
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.H. van Breda
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 17 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 december 2021 vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf had. Hiertegen heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd op 27 juni 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 8 november 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft hierop hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank werd door de Afdeling overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, als voorzieningenrechter, en mr. T.W.A. Weber als griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.