ECLI:NL:RVS:2023:1399

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
202203572/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake rechtmatig verblijf

Op 7 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van een aanvraag om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag was op 15 april 2021 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 17 september 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 20 mei 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de tussentijd heeft de staatssecretaris op 2 februari 2023 het bezwaar van de vreemdeling opnieuw ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 april 2023.

Uitspraak

202203572/3/V1.
Datum uitspraak: 7 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker] (hierna: de vreemdeling) om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 20 mei 2022 in zaak nr. NL21.14830 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover dat ziet op de ambtshalve beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, advocaat te Wageningen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 15 april 2021 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep en het verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de (voorzieningenrechter van de) Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023
574-977