ECLI:NL:RVS:2023:1427

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
202105980/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens en de toepassing van de Algemene verordening gegevensbescherming door de Belastingdienst

In deze zaak heeft [appellant] op 31 maart 2020 de Belastingdienst verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hij wilde weten of zijn gegevens werden verwerkt in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) of andere geheime systemen. De minister van Financiën heeft bij besluit van 20 juli 2020 meegedeeld dat er geen persoonsgegevens van [appellant] in de FSV zijn verwerkt. Dit besluit werd in bezwaar gehandhaafd en de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond op 23 juli 2021.

[appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Hij betoogde dat zijn verzoek niet alleen over de FSV ging, maar ook over andere zwarte lijsten die de Belastingdienst hanteert. Hij stelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd hoe er naar zijn persoonsgegevens was gezocht en dat de ambtenaren die zijn verzoek behandelden geen toegang hadden tot de FSV. De minister had volgens hem een ambtsedige verklaring moeten overleggen van degene die de FSV had doorzocht.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 maart 2023 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de minister voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe hij naar de persoonsgegevens had gezocht en dat er geen aanwijzingen waren dat [appellant] in de FSV stond. Het verzoek van [appellant] was niet zo ruim geformuleerd dat het alle systemen omvatte. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202105980/1/A3.
Datum uitspraak: 12 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2021 in zaak nr. 20/6874 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2020 heeft de minister op het verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens beslist.
Bij besluit van 23 november 2020 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 8 maart 2023 behandeld, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.G. Meester, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. I.A. Huppertz, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de Belastingdienst met een brief van 31 maart 2020 verzocht om hem op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG) te laten weten of zijn persoonsgegevens worden verwerkt in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: de FSV) of andere geheime systemen en databases. Als dat het geval is, wenst hij inzage in die gegevens te krijgen, evenals een kopie daarvan. De minister heeft bij besluit van 20 juli 2020 te kennen gegeven dat geen persoonsgegevens van [appellant] in de FSV worden verwerkt. In bezwaar heeft de minister zijn besluit gehandhaafd en de rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Hoger beroep
2.       [appellant] betoogt dat zijn verzoek niet alleen over de FSV gaat, maar over alle zwarte lijsten die de Belastingdienst hanteert. De minister had dus ook in die andere lijsten naar persoonsgegevens moeten zoeken. Van [appellant] kan niet worden verwacht dat hij alle lijsten kent en daarvan weet of het een zwarte lijst is. De namen van die lijsten of systemen kan hij dus niet in zijn verzoek noemen, maar die moet de minister wel in het onderzoek meenemen. De rechtbank heeft dat volgens hem niet onderkend.
Daarnaast betoogt [appellant] dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd hoe in de FSV naar zijn persoonsgegevens is gezocht. De ambtenaren die zijn AVG-verzoek hebben behandeld, hebben zelf geen toegang tot de FSV en kunnen daardoor niet uit eigen waarneming een toelichting geven. De minister moet daarom een ambtsedige verklaring overleggen van degene die de FSV heeft doorzocht. Het is verder moeilijk te geloven dat in de FSV alleen gezocht kan worden op achternaam en Burgerservicenummer (hierna: BSN). De staatssecretaris heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2020 (Kamerstukken II, 2019/2020, 31066, nr. 632) daarnaast te kennen gegeven dat diverse dienstonderdelen en lokale kantoren van de Belastingdienst op verschillende manieren met de FSV omgaan. [appellant] stelt dat de Belastingdienst zelf dus niet weet hoe en waar het systeem gebruikt wordt. Uit de Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB/PIA) Rijksdienst FSV blijkt dat het mogelijk is om een systeemdump te maken via de Excel-exportfunctie, zodat makkelijk op verschillende zoektermen gezocht kan worden. De minister heeft daar ten onrechte geen gebruik van gemaakt. Ten slotte blijkt uit diverse omstandigheden dat hij in de FSV is opgenomen, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
Reikwijdte van het verzoek
3.       Artikel 15 van de AVG geeft iemand het recht om uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens. Het verzoek van [appellant] op grond van dit artikel luidt:
"Cliënten wensen voormelde rechten (lees: de rechten genoemd in artikel 15 van de AVG) uit te oefenen ten opzichte van de Belastingdienst. Meer in het bijzonder wensen cliënten te vernemen of de Belastingdienst (in het verleden) betreffende persoonsgegevens (heeft) verwerkt in verband met - kort gezegd - de FSV zoals hiervoor omschreven, alsmede ieder ander systeem / database waarvan het bestaan door de Belastingdienst geheim wordt gehouden. Indien dat het geval is wensen zij inzage en een kopie te krijgen in die persoonsgegevens. Voorts wensen zij in dat geval van de Belastingdienst de informatie te ontvangen zoals bedoeld in art. 15, lid 1 a t/m h AVG."
3.1.    De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 7.3 opgenomen overwegingen in de aangevallen uitspraak, waarop dat oordeel is gebaseerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het verzoek niet zodanig ruim is geformuleerd dat onbepaald elk systeem daar onder valt.
3.2.    [appellant] heeft tijdens de zitting bij de Afdeling nog gewezen op een brief van de staatssecretaris van Financiën aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 10 juli 2020 over een onderzoek van KPMG naar de FSV (Kamerstukken II, 2019/2020, 31 066, nr. 681, p. 4). Daarin staat:
"Het was met de beschikbare informatie en in de beschikbare tijd voor KPMG niet mogelijk om alle met FSV vergelijkbare applicaties en toezichtsprocessen te identificeren waardoor mogelijk processen met het gebruik voor risicosignalen buiten het gezichtsveld zijn gebleven."
Anders dan [appellant] stelt, volgt daaruit niet dat aannemelijk is dat er nog andere systemen zijn waarvan het bestaan door de Belastingdienst geheim wordt gehouden en dat de minister in die systemen naar persoonsgegevens had moeten zoeken.
Het betoog slaagt niet.
Heeft de minister de zoekslag voldoende inzichtelijk gemaakt?
4.       De minister heeft in het besluit van 20 juli 2020 de zoekslag naar persoonsgegevens als volgt toegelicht:
"Ten aanzien van uw verzoek inzake de Fraude Signalering Voorziening (FSV) kan ik u meedelen dat persoonsgegevens, zoals uw naam en burgerservicenummer, niet voorkomen in deze applicatie. Voor de volledigheid informeer ik u dat de applicatie op 27 februari 2020 geschoond is. Op dezelfde dag is de applicatie ook uitgezet. Er is toen een reservebestand (back-up) bewaard van de situatie van 26 februari 2020, dus van vóór de schoning. Het reservebestand staat in een beveiligde omgeving ten behoeve van nader onderzoek, onder andere door de Autoriteit Persoonsgegevens. De gegevens in het reservebestand worden niet meer gebruikt. Na afronding van bedoeld onderzoek zullen de gegevens uit de back-up vernietigd worden. Bij de behandeling van uw verzoek is gezocht in het reservebestand. Uw persoonsgegevens, zoals uw naam en burgerservicenummer, komen niet voor in het reservebestand."
In zijn verweerschrift en tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de minister toegelicht dat er in de FSV alleen gezocht kan worden op achternaam en BSN. Daarnaast heeft de minister toegelicht dat ook gezocht is in het zogenoemde ‘niet-zichtbare archief’ van de FSV. Tijdens de zitting bij de Afdeling heeft de minister de zoekmogelijkheden in de FSV nogmaals toegelicht.
4.1.    De minister heeft met de door hem gegeven toelichting voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij heeft gezocht naar persoonsgegevens. Hij heeft aannemelijk gemaakt dat hij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de persoonsgegevens van [appellant] te achterhalen. In de FSV zijn geen persoonsgegevens van [appellant] gevonden. Hoewel het mogelijk is om met de Excel-exportfunctie een systeemdump van de FSV te maken zodat ook gezocht kan worden op geboortedatum, bedrijfsnaam of adres, is het niet aannemelijk dat de minister dan wel persoonsgegevens zou aantreffen. Zoals de minister tijdens de zitting heeft toegelicht, zijn alle systemen namelijk gekoppeld aan het BSN. Er zijn verder geen concrete aanwijzingen dat [appellant] desondanks in de FSV staat. De minister heeft tijdens de zitting bij de rechtbank uitgelegd dat in een andere door [appellant] ingestelde procedure en in deze AVG-procedure de betrokken medewerkers van de Belastingdienst intern navraag zijn gaan doen naar aanleiding van de door [appellant] in beide procedures geuite bezwaren. Door die navraag zijn gegevens over [appellant] naar voren gekomen die bij die medewerkers op dat moment nog niet bekend waren. Daarmee heeft de minister voldoende weerlegd dat die informatie wel afkomstig moet zijn uit de FSV, zoals [appellant] stelt. De gemachtigde van de minister in deze procedure die zelf geen toegang tot de FSV heeft, heeft mogen afgaan op de bevindingen van de collega die toegang had tot de FSV en daarin naar persoonsgegevens heeft gezocht. Die handelwijze is niet onzorgvuldig. De minister heeft geen verklaring van die collega hoeven overleggen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. J.TH. Drop en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023
960