ECLI:NL:RVS:2023:1461

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
202301977/1/V3 en 202301977/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 13 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 24 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.R. Verdoner, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanleiding had om aan te nemen dat Georgië geen veilig land van herkomst is voor de vreemdeling. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat zij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten in Georgië, en haar vrees voor bedreigingen bij terugkeer was gebaseerd op vermoedens.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 april 2023.

Uitspraak

202301977/1/V3 en 202301977/2/V3.
Datum uitspraak: 13 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 maart 2023 in zaak nr. NL22.20763 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. Verdoner, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om aan te nemen dat Georgië voor de vreemdeling geen veilig land van herkomst is. Daarbij is van belang dat haar vrees voor bedreigingen bij terugkeer, na veertien jaar in Oekraïne te hebben gewoond, is gebaseerd op vermoedens en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten.
2.       Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2023
18-981