ECLI:NL:RVS:2023:1574
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning vreemdeling en hoger beroep
Op 21 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 februari 2021 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar op 5 oktober 2021 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 13 februari 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet tijdig had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 april 2023.