ECLI:NL:RVS:2023:1577

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
202302190/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 21 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om opheffing van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening was eerder getroffen op 6 april 2023, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoefde te geven aan een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 4 april 2023 het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, vernietigd. De staatssecretaris had hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, ondanks de belangen van de staatssecretaris, het verzoek van de vreemdeling om de voorlopige voorziening op te heffen, werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, en dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij de uitspraak in de bodemzaak niet kon afwachten. De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden en dat het verzoek van de vreemdeling wordt afgewezen.

Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielzaken in acht moet worden genomen, vooral in het licht van recente jurisprudentie van het Hof van Justitie en de situatie in Italië. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de procedure zich niet leent voor een snelle beslissing.

Uitspraak

202302190/3/V1.
Datum uitspraak: 21 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om opheffing van de bij uitspraak van 6 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1401, getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 4 april 2023 in zaak nr. NL23.2235 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 4 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 6 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1401, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening op te heffen.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 6 april 2023 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat hij gelet op de belangen die de staatssecretaris naar voren heeft gebracht, een voorlopige voorziening treft. Ook na hernieuwd onderzoek komt de voorzieningenrechter tot deze conclusie. In aanvulling daarop overweegt de voorzieningenrechter dat het hoger beroep in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:272, en de ‘circular letter’ van 5 december 2022 over de situatie in Italië, nader onderzoek vergt, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Verder heeft de vreemdeling met de door hem gestelde belangen niet aannemelijk gemaakt dat hij de uitspraak in de bodemzaak niet kan afwachten.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023
941