ECLI:NL:RVS:2023:1637

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
202205442/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Belastingdienst/Toeslagen over huurtoeslag 2019

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij is vastgesteld dat hij over het jaar 2019 geen aanspraak heeft op huurtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 31 december 2020 een definitief besluit genomen en een bedrag van € 3.990,00 aan al uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 10 maart 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Oost-Brabant op 5 augustus 2022 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, maar wel bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van € 49,00 aan [appellant] moet vergoeden.

In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat de rechtbank een verkeerde uitspraak heeft gedaan, omdat deze wel heeft overwogen dat zijn betoog slaagt, maar hem niet in het gelijk heeft gesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 april 2023 ter zitting behandeld, waar de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door [gemachtigde A] en [gemachtigde B].

De Afdeling heeft de gronden van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet slagen. De rechtbank heeft gemotiveerd ingegaan op de argumenten van [appellant] en de Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank. Ook de stelling van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn gemaakte kosten voor het bijwonen van de zitting, werd verworpen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205442/1/A2.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 5 augustus 2022 in zaak nr. 21/950 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen definitief vastgesteld dat [appellant] over het jaar 2019 geen aanspraak heeft op huurtoeslag en een bedrag van € 3.990,00 aan al uitbetaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 10 maart 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 augustus 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van € 49,00 aan [appellant] moet vergoeden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2023, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De grond die [appellant] in hoger beroep aanvoert over de rechtvaardigheid van de besluitvorming van de Belastingdienst/Toeslagen is zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd ingegaan op die grond en op wat [appellant] daarover verder nog in beroep heeft aangevoerd. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.3 tot en met 4.5 en 5.3 tot en met 5.4 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Deze grond slaagt niet.
2.       [appellant] voert verder aan dat de rechtbank een verkeerde uitspraak heeft gedaan omdat de rechtbank heeft overwogen dat zijn betoogt slaagt, maar hem vervolgens niet in het gelijk heeft gesteld.
Deze grond ziet op de toepassing door de rechtbank van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
Ook deze grond slaagt niet. De rechtbank heeft onder 6.3 en 6.4 van de aangevallen uitspraak duidelijk uitgelegd waarom het betoog van [appellant] over de gebrekkige motivering van het besluit op bezwaar slaagt, maar niet leidt tot een gegrond beroep. De Afdeling kan zich ook vinden in dit oordeel van de rechtbank.
3.       [appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank ten onrechte alleen bepaald heeft dat de Belastingdienst/Toeslagen hem het griffierecht moet vergoeden. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten die hij heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting, waarvoor hij een dag vrij heeft moeten nemen, het vervoer naar de rechtbank en het opstellen van de communicatie met de Belastingdienst/Toeslagen.
3.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen proceskosten heeft gemaakt die vergoed kunnen worden. Om een kostenveroordeling moet uitdrukkelijk worden gevraagd en de kosten moeten worden gespecificeerd, zodat de rechtbank die kan beoordelen. Niet in geschil is dat [appellant] geen gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [appellant] heeft voor de door hemzelf voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank gemaakte verletkosten, pas in hoger beroep een formulier proceskosten ingediend. Dit formulier is gedateerd op 30 juni 2022. Verder heeft hij een salaris- en een verlofspecificatie van 30 juni 2022 en 1 juli 2022 overgelegd. Bij de rechtbank heeft [appellant] echter geen formulier proceskosten of andere stukken hierover overgelegd en ook in zijn beroepschrift en op de zitting van de rechtbank heeft hij niet om vergoeding hiervan gevraagd.
De grond slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond.
5.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
154