ECLI:NL:RVS:2023:1641

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
202300035/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend studieadvies en persoonlijke omstandigheden van een student aan de Technische Universiteit Delft

In deze zaak gaat het om een beroep van een student, [appellant], tegen een bindend negatief studieadvies (BNSA) dat hem is opgelegd door de Technische Universiteit Delft. De onderwijscoördinator had op 23 augustus 2022 het verzoek van [appellant] om uitstel van het bindend studieadvies afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de vereiste studievoortgangsnorm van 60 studiepunten. [appellant] had in de jaren 2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022 respectievelijk 27, 22 en 0 studiepunten behaald, wat resulteerde in een totaal van 49 studiepunten. Hij had eerder uitstel gekregen vanwege persoonlijke omstandigheden, maar de decaan oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om hem opnieuw uitstel te verlenen.

Na een administratief beroep bij het College van beroep voor de examens, dat ongegrond werd verklaard, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens de zitting op 16 maart 2023 werd [appellant] vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.S.M. Nolte. De Afdeling oordeelde dat de decaan en het college onvoldoende rekening hadden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [appellant], waaronder ADHD en bijzondere familieomstandigheden. De Afdeling concludeerde dat de opleiding tekort was geschoten in de begeleiding van [appellant] en dat het besluit om het BNSA op te leggen onzorgvuldig was voorbereid.

De Afdeling verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van het college en besloot dat het bindend studieadvies voor [appellant] tot het einde van het studiejaar 2022-2023 wordt aangehouden. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden bij het opleggen van een bindend studieadvies.

Uitspraak

202300035/1/A2.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Delft,
appellant,
en
het College van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 23 augustus 2022 heeft de onderwijscoördinator namens de decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de Technische Universiteit Delft het verzoek van [appellant] om hem uitstel te geven van het bindend studieadvies (hierna: BSA) afgewezen en hem een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven voor de bacheloropleiding Aerospace Engineering (hierna: de opleiding).
Bij beslissing van 18 november 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft [appellant] beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: het CBHO). Het CBHO, dat op 1 januari 2023 is opgehouden te bestaan, heeft dit beroep overgedragen aan de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 16 maart 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.S.M. Nolte, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.J. van Heiningen en dr. ir. E.J. van Kampen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is in het studiejaar 2019-2020 begonnen met de opleiding. In dat jaar heeft hij 27 studiepunten behaald. Vervolgens heeft [appellant] twee keer - voor de studiejaren 2020-2021 en 2021-2022 - uitstel van het BSA gekregen vanwege persoonlijke omstandigheden. In het studiejaar 2020-2021 heeft hij 22 studiepunten behaald en in het studiejaar 2021-2022 heeft hij geen studiepunten behaald. In totaal heeft [appellant] 49 studiepunten van de propedeuse behaald. Daarmee voldeed hij niet aan de voor hem geldende studievoortgangsnorm van 60 studiepunten voor de propedeuse. De decaan heeft zijn verzoek om hem voor het studiejaar 2022-2023 opnieuw uitstel van het BSA te verlenen afgewezen en hem een BNSA gegeven omdat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] niet rechtvaardigen dat hij in het studiejaar 2021-2022 nul studiepunten heeft behaald.
Juridisch kader
2.       Uit de artikelen 7.8b, eerste tot en met derde lid, en 9.15, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) volgt dat de decaan een student slechts een BNSA kan geven als hij met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die daarover zijn vastgesteld.
3.       Deze en andere toepasselijke regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Beslissing van het college
4.       Het college heeft aan zijn beslissing onder meer ten grondslag gelegd dat de door [appellant] als persoonlijke omstandigheden gestelde bijzondere familieomstandigheden en ADHD onvoldoende zijn onderbouwd. [appellant] heeft weliswaar aangevoerd dat het hoogst aannemelijk is dat hij ADHD heeft omdat zijn huisarts hem het medicijn Methylfenidaat heeft voorgeschreven voor zijn ADHD en hem heeft doorverwezen voor een officiële diagnose ADHD, maar die diagnose is nog niet door een daartoe gekwalificeerde medische beroepsbeoefenaar gesteld. Over de familieomstandigheden die [appellant] in het studiejaar 2021-2022 heeft meegemaakt, heeft het college opgemerkt dat die zonder meer heftig, verdrietig en schrijnend zijn, maar dat enige objectieve onderbouwing van de invloed daarvan op de studiebelastbaarheid van [appellant] bijvoorbeeld in de vorm van een verklaring van een studieadviseur, (studenten)arts of -psycholoog of een psychiater ontbreekt. [appellant] heeft weliswaar tussen december 2021 en maart 2022 een aantal afspraken gemaakt met een studieadviseur, maar die steeds weer afgezegd. Hij heeft pas in mei 2022 voor het eerst met een studieadviseur gesproken. [appellant] was er volgens het college van op de hoogte dat hij bij problemen tijdig contact moest zoeken met een studieadviseur of studentenpsycholoog.
Beroepsgronden en de beoordeling daarvan
5.       [appellant] is het niet eens met de beslissing van het college. Hij betoogt onder meer dat het college niet heeft onderkend dat de beslissing van 23 augustus 2022 onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd is. In beroep heeft hij een brief van 11 januari 2023 van zijn huisarts overgelegd.
5.1.    De Afdeling maakt uit de beslissing van het college en het verslag van de hoorzitting bij het college op dat de opleiding er al in het studiejaar 2020-2021, dus voor de beslissing van 23 augustus 2022, mee bekend was dat [appellant] ADHD had.
De Afdeling stelt verder aan de hand van de stukken en wat op de zitting is besproken vast dat voor de beslissingen van de decaan en het college met name van belang is geweest dat [appellant] niet tijdig een officiële diagnose ADHD heeft overgelegd. Door het ontbreken daarvan was de opleiding volgens het college immers niet in staat om de noodzakelijke vertaalslag naar de studiebelastbaarheid voor het studiejaar 2021-2022 te maken. De ernst van de familieomstandigheden wordt door het college niet betwist, maar ook daarvan heeft het college de invloed op de studieprestaties niet kunnen vaststellen.
5.2.    Voor het in een concreet geval aannemen van ongeschiktheid voor de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8b, derde lid, van de WHW is een op de persoon toegesneden beoordeling noodzakelijk.
5.3.    In de verklaring van een studieadviseur van 28 juni 2022 staat dat [appellant] op 12 en 18 mei 2022 contact heeft gehad met een - andere - studieadviseur. In de verklaring staat: "Student has had two meetings […] this year. He had mentioned his circumstances for the first time in May. For details on his situation, please see his personal statement. Since there is no supportive statement from the TUD psychologist or SGZ I cannot make an estimation of the missed ECTS nor can I elaborate more on his situation since we have had no contact with the student throughout this academic year until May." In het genoemde personal statement heeft [appellant] de familieomstandigheden die zich voordeden vanaf 1 september 2021 en de praktische en emotionele nasleep daarvan voor hem gedurende het studiejaar tot in mei 2022 uitgebreid en duidelijk beschreven. Ook op de zitting bij de Afdeling heeft [appellant] dit nog eens toegelicht. Uit wat op de zitting is besproken volgt verder dat met de pas in deze procedure ingebrachte brief van 11 januari 2023 van de huisarts weliswaar is aangetoond dat [appellant] ADHD heeft maar dat zijn verminderde studiebelastbaarheid daarmee niet kan worden vastgesteld. Eerder heeft [appellant] slechts documentatie met betrekking tot zijn medicatie overgelegd.
5.4.    De Afdeling stelt vast dat de decaan en het college ten tijde van hun besluiten de ADHD noch de door [appellant] naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden onaannemelijk achtten. Omdat [appellant] geen nadere verklaringen daaromtrent van ter zake deskundigen heeft overgelegd, hebben zij de gevolgen daarvan voor de studiebelastbaarheid van [appellant] echter niet bij hun besluiten kunnen betrekken. Hoewel aannemelijk is dat [appellant] in eerder contact met de opleiding al is gewezen op de noodzaak van een deskundigenverklaring met betrekking tot zijn ADHD en hij zijn persoonlijke omstandigheden in 2021-2022 eerder had kunnen en moeten melden bij de studieadviseur, is de opleiding naar het oordeel van de Afdeling toch tekortgeschoten in de begeleiding van [appellant]. Niet is gebleken dat [appellant] in mei 2022 naar aanleiding van zijn hulpvraag en persoonlijke omstandigheden dringend is gewezen op de te ondernemen concrete stappen om een dreigend BNSA te voorkomen. Die hadden kunnen bestaan uit een studieplan voor (enkele van) de komende tentamens en hertentamens of uit een duidelijke opgave van de concrete stappen die hij diende te zetten om zijn persoonlijke situatie en de daaruit voortvloeiende verminderde studiebelastbaarheid te onderbouwen. [appellant] had daarbij (nogmaals) moeten worden gewezen op het belang van een nadere ADHD-diagnose en nadere stukken met betrekking tot zijn persoonlijke situatie, beide afkomstig van ter zake deskundigen. Nu dit niet is gebeurd is het besluit onzorgvuldig voorbereid.
5.5.    Het beroep slaagt.
Conclusie beroep
6.       Het beroep is gegrond. Wat [appellant] verder heeft aangevoerd behoeft geen bespreking. De beslissing van het college van 18 november 2022 moet worden vernietigd. Doende wat het college zou behoren te doen, zal de Afdeling het administratief beroep tegen de beslissing van 23 augustus 2022 alsnog gegrond verklaren.
Finale geschilbeslechting
7.       Hoewel de Afdeling zich ervan bewust is dat het volgens artikel 3 van de Regeling Wijze uitvoering Bindend Studieadvies TU Delft aan de decaan is om, na advies van de BSA-commissie, te beslissen op het verzoek over uitstel van het BSA, ziet zij in dit geval aanleiding zelf in de zaak te voorzien en in aansluiting op de vernietiging van de beslissing van het college van 18 november 2022 te bepalen dat het BSA voor [appellant], zoals door hem verzocht, tot het einde van het studiejaar 2022-2023 wordt aangehouden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals hiervoor overwogen, het bestaan van de ADHD-problematiek en de persoonlijke omstandigheden van [appellant] door het college worden erkend. Daarnaast is aan [appellant] bij wijze van voorlopige voorziening de mogelijkheid geboden in het lopend studiejaar door te studeren maar heeft hij als gevolg van de verdeling van de vakken en tentamens over het studiejaar nog niet in alle openstaande propedeusevakken tentamen kunnen doen. Omdat het BSA voor het studiejaar 2022-2023 wordt aangehouden moet de inschrijving van [appellant] voor dat studiejaar definitief worden gemaakt.
8.       Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt de beslissing van het College van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft van 18 november 2022;
III.      verklaart het administratief beroep gegrond;
IV.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;
V.      veroordeelt het College van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het administratief beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2868,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
VI.     gelast dat het College van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft het door [appellant] voor de behandeling van het administratief beroep en beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 100,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, mr. J.TH. Drop en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
154-1014
BIJLAGE
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.8b
1. Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit brengt iedere student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale associate degree-opleiding of bacheloropleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de associate degree-opleiding of de bacheloropleiding. [...].
2. Onverminderd het eerste lid kan het instellingsbestuur het advies aan de student uitbrengen zolang deze het propedeutisch examen niet met goed gevolg heeft afgelegd.
3. Aan een advies als bedoeld in het eerste of tweede lid kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste jaar van inschrijving, een afwijzing verbinden. Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. […].
[…]
5. Van de student die op grond van het derde lid is afgewezen, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken instelling beëindigd. […].
[…]
7. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden, bedoeld in het derde lid, het instellingsbestuur in zijn beoordeling betrekt.
Artikel 9.15
1. De decaan is[…] voorts belast met:
[…]
f. de uitvoering van […] artikel[…] 7.8b […].
[…].
Uitvoeringsbesluit WHW 2008
Artikel 2.1.
De persoonlijke omstandigheden bedoeld in […] artikel[…] 7.8b, derde lid[…] van de wet, zijn:
a. ziekte van betrokkene,
b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene,
[…],
d. bijzondere familie-omstandigheden,
[…]
h. andere in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13 van de wet, op grond van artikel 7.13, tweede lid, onderdeel f, van de wet, vast te leggen persoonlijke omstandigheden,
[…].
Regeling Wijze van uitvoering Bindend Studieadvies TU Delft
3. Het bindend studieadvies wordt gegeven door de decaan van de desbetreffende faculteit. Hij laat zich hierbij adviseren door de facultaire BSA-commissie […].
[…]
6. Persoonlijke Omstandigheden
Bij de uitvoering van het BSA wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden, zoals omschreven in de WHW. Deze omstandigheden worden toegekend als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de student, wanneer deze omstandigheden zich niet voor hadden gedaan, de norm wel gehaald zou hebben. Persoonlijke omstandigheden leiden dus niet op voorhand al tot uitstel van het BSA.
[…]
Procedure persoonlijke omstandigheden
6. Wanneer de BSA-commissie oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden de studievoortgang zwaarwegend hebben beïnvloed, dan kan de commissie de decaan adviseren de student uitstel van het BSA te verlenen. Dit houdt in dat de student geen (negatief) BSA krijgt, maar dat het BSA advies wordt aangehouden. De student dient in een volgende studiejaar […] alle resterende EC uit het eerste jaar te behalen waardoor het eerste jaar volledig wordt afgerond, indien hij meer dan 15 EC uit het eerste jaar heeft behaald.