ECLI:NL:RVS:2023:1673
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 maart 2020. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer NL20.3756, een beslissing genomen die de staatssecretaris niet beviel. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.H. Bruggink, heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft vervolgens een zienswijze naar voren gebracht, maar heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep in te trekken.
De vreemdeling heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft de verzoeken van de vreemdeling in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inderdaad verantwoordelijk is voor de vergoeding van de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 837,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J.B. A Campo, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.