ECLI:NL:RVS:2023:1971
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 januari 2022 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 12 april 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Saakjan uit Maastricht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De beslissing van de Afdeling was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.