ECLI:NL:RVS:2023:1988

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
202301937/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 13 december 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 20 maart 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar tegelijkertijd bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond en een vertrektermijn van vier weken vastgesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.W. van der Zanden, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 25 april 2023 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft op 15 mei 2023 bevestigd dat zij sinds 17 april 2023 geen contact meer met hem heeft gehad en zijn verblijfplaats niet kon achterhalen. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming in Nederland zoekt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.

Uitspraak

202301937/1/V3.
Datum uitspraak: 23 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 20 maart 2023 in zaak nr. NL22.25756 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen als kennelijk ongegrond.
Bij uitspraak van 20 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarbij de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond en is bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, bepaald dat de aanvraag wordt afgewezen als ongegrond en dat de vertrektermijn vier weken bedraagt, en bepaald dat de uitspraak in plaats treedt van het besluit van 13 december 2022 voor zover dat is vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.W. van der Zanden, advocaat te Liempde, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 25 april 2023 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft desgevraagd op 15 mei 2023 laten weten dat zij sinds 17 april 2023 geen contact meer met hem heeft gehad en zijn huidige verblijfplaats niet heeft kunnen achterhalen. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling ziet in wat de gemachtigde in de brief van 15 mei 2023 heeft aangevoerd geen aanleiding een nadere termijn te geven om te proberen alsnog contact met de vreemdeling te krijgen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2023
18-1020