ECLI:NL:RVS:2023:2246

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
202302850/1/V2 en 202302850/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 9 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 15 september 2022 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 7 april 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling zijn hoger beroep op 31 mei 2023 ingetrokken, maar op 1 juni 2023 verzocht om deze intrekking ongedaan te maken, omdat hij nog contact had met de vreemdeling. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een intrekking na afloop van de beroepstermijn niet ongedaan kan worden gemaakt, tenzij er sprake is van omstandigheden die aan de vreemdeling niet zijn toe te rekenen. De gemachtigde van de vreemdeling heeft geen overtuigende redenen aangedragen die zouden wijzen op dwaling, dwang of bedrog.

De staatssecretaris heeft bovendien laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 juni 2023.

Uitspraak

202302850/1/V2 en 202302850/2/V2.
Datum uitspraak: 9 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 april 2023 in zaak nr. NL22.20431 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 7 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Bij brief van 31 mei 2023 heeft de vreemdeling zijn hoger beroep ingetrokken. Bij e-mail van 1 juni 2023 heeft hij de Afdeling meegedeeld dat hij die intrekking ongedaan maakt en verzocht zijn hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening alsnog te behandelen.
Overwegingen
1.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3836, onder 1), kan een bevoegd gedane intrekking na afloop van de beroepstermijn niet meer ongedaan worden gemaakt, tenzij er sprake is van aan betrokkene niet toe te rekenen omstandigheden waar hij in een situatie van dwaling verkeerde of blijkt van dwang of bedrog van enige zijde om de betrokkene te bewegen het beroep in te trekken.
2.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 23 mei 2023 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft vervolgens bij brief van 31 mei 2023 het hoger beroep ingetrokken. Bij e-mailbericht van 1 juni 2023 heeft de gemachtigde van de vreemdeling aan de Afdeling meegedeeld dat zij die intrekking ongedaan wil maken, omdat zij tot op heden contact heeft met de vreemdeling, zodat er volgens haar nog steeds sprake is van belang bij een uitspraak op het hoger beroep.
2.1.    De gemachtigde heeft in haar e-mailbericht van 1 juni 2023 niet toegelicht dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die een situatie van dwaling, dwang of bedrog zouden kunnen opleveren zoals hiervoor bedoeld. De enkele omstandigheid dat zij nog steeds contact heeft met de vreemdeling levert niet zo’n situatie op. Hieruit volgt dat de intrekking niet ongedaan kan worden gemaakt.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023
363-992