ECLI:NL:RVS:2023:233
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 20 oktober 2021 ongewenst is verklaard, omdat hij geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan meer zou hebben. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 7 december 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, die op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2023.