ECLI:NL:RVS:2023:2361

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
202207367/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat is uitgevaardigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het inreisverbod werd opgelegd bij besluit van 10 april 2022. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen dit besluit bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 29 november 2022. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 juni 2023 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling niet kon aantonen dat hij een verblijfsvergunning had in Polen of dat hij daar rechtmatig verblijf had op andere gronden. De rechtbank had daarom terecht geoordeeld dat de staatssecretaris in dit geval mocht volstaan met de constatering dat er geen omstandigheden waren die het noodzakelijk maakten om van het inreisverbod af te zien.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 19 juni 2023, en is vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202207367/1/V3.
Datum uitspraak: 19 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 november 2022 in zaak nr. NL22.6181 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2022 heeft de staatssecretaris een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 29 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de door de vreemdeling overgelegde stukken blijkt niet dat hij een verblijfsvergunning heeft in Polen of dat hij daar rechtmatig verblijf heeft op andere gronden. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de staatssecretaris in dit geval mocht volstaan met de constatering dat niet is gebleken van omstandigheden die maken dat moest worden afgezien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023
873