ECLI:NL:RVS:2023:2361
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat is uitgevaardigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het inreisverbod werd opgelegd bij besluit van 10 april 2022. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen dit besluit bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 29 november 2022. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 juni 2023 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling niet kon aantonen dat hij een verblijfsvergunning had in Polen of dat hij daar rechtmatig verblijf had op andere gronden. De rechtbank had daarom terecht geoordeeld dat de staatssecretaris in dit geval mocht volstaan met de constatering dat er geen omstandigheden waren die het noodzakelijk maakten om van het inreisverbod af te zien.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 19 juni 2023, en is vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.