ECLI:NL:RVS:2023:2439

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
202201911/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Waelpolder gemeente Westland

In deze zaak hebben verzoekers [verzoeker A] en [verzoeker B] een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Westland, dat op 15 februari 2022 het bestemmingsplan "Waelpolder" heeft vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 720 nieuwbouwwoningen, een basisschool, zorgvoorzieningen en een ecologische verbindingszone mogelijk in het glastuinbouwgebied van Poelpolder. De verzoekers wonen aan de Nieuwe Vaart in 's-Gravenzande, waar aan de overkant van het water nieuwbouwwoningen zijn gepland.

Tijdens de openbare zitting op 20 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. A. ten Veen, het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De verzoekers hebben aangevoerd dat de grond ter plaatse ernstig verontreinigd is en dat het saneringsplan en de uitgevoerde bodemsanering niet toereikend zijn geweest. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat de raad in de plantoelichting een uitvoerbaarheidstoets heeft uitgevoerd en heeft geconcludeerd dat het plan uitvoerbaar is, mits er bodemsanering plaatsvindt.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond dat zou rechtvaardigen dat de bouw wordt stopgezet voordat de bodemprocedure is afgerond. De overige gronden die door de verzoekers zijn aangevoerd, zijn niet van dien aard dat zij op korte termijn onomkeerbare nadelige gevolgen kunnen veroorzaken. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen, en heeft de raad vrijgesteld van proceskosten.

Uitspraak

202201911/3/R3.
Datum uitspraak: 20 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 20 juni 2023 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter
griffier: mr. J.N. Witsen
Verschenen:
[verzoeker A], bijgestaan door mr. W. Visser, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en vergezeld door [gemachtigde A];
de raad, vertegenwoordigd door mr. W.C.M. Niekus;
[partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde B];
Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland B.V., vertegenwoordigd door ir. J.C.S. Slob en [gemachtigde C].
====================================
Het verzoek richt zich tegen het besluit van de raad van 15 februari 2022, waarbij het bestemmingsplan "Waelpolder" is vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Het plan maakt 720 nieuwbouwwoningen met bijbehorende voorzieningen, een basisschool, zorg en een ecologische verbindingszone mogelijk in het glastuinbouwgebied van Poelpolder. [verzoeker A] en [verzoeker B] wonen aan de [locatie] in 's-Gravenzande aan het water van de Nieuwe Vaart. Aan de overkant van de Nieuwe Vaart maakt het bestemmingsplan nieuwbouwwoningen mogelijk.
Het college van burgemeester en wethouders van Westland heeft op basis van dit bestemmingsplan intussen aan [partij] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 68 appartementen en 8 watervilla’s binnen de bestemming "Woongebied - 2". [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben daartegen bezwaar gemaakt.
Met het verzoek om voorlopige voorziening willen [verzoeker A] en [verzoeker B] bereiken dat er nog niet kan worden gebouwd met behulp van de verleende omgevingsvergunning voordat op het beroep tegen het bestemmingsplan is beslist.
Ter zitting hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] gevraagd om de uitspraak op het verzoek aan te houden in afwachting van een mogelijke uitkomst van een overleg dat gaande is. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee, omdat een voorzieningenprocedure niet is bedoeld om een formele rol te spelen in een onderhandelingsprocedure, maar juist is bedoeld om in geval van een spoedeisend belang een mogelijke ordemaatregel te treffen.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aangevoerd dat de grond ter plaatse ernstig verontreinigd is. Volgens hen zijn het saneringsplan en de uitgevoerde bodemsanering niet toereikend geweest.
De voorzieningenrechter overweegt dat in de plantoelichting een uitvoerbaarheidstoets over het aspect bodem is opgenomen. Daarin heeft de raad, onder verwijzing naar bodemonderzoeken, geconcludeerd dat het plan op dit punt uitvoerbaar is. De raad heeft onderkend dat daarvoor wel bodemsanering nodig is. Hoe een bodemsanering concreet wordt uitgevoerd, wordt geregeld in afzonderlijke besluitvorming onder de Wet bodembescherming. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft op 19 april 2021 ingestemd met een saneringsplan voor de locatie. Het college van gedeputeerde staten heeft een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om dit besluit te herzien, afgewezen bij besluit van 22 mei 2022. Verder zal het college van gedeputeerde staten na uitvoering van de sanering nog moeten besluiten of zij instemmen met het saneringsverslag. Deze besluitvorming staat in dit geding over het bestemmingsplan, en ook in het geding over de omgevingsvergunning, niet ter beoordeling. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan te nemen dat de bodem op de locatie zodanig verontreinigd is, dat met de uitgevoerde sanering en eventueel een verdere sanering niet zou kunnen worden bereikt dat het plan uitvoerbaar is. De voorzieningenrechter ziet in het voornemen van het college van gedeputeerde staten neergelegd in de ontwerpbeschikking van 3 mei 2023 om niet in te stemmen met het saneringsverslag, geen reden om een ander standpunt in te nemen. In zoverre is er geen reden om het plan te schorsen.
De overige gronden die [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aangevoerd, zien op aspecten die voor hen op korte termijn niet tot onomkeerbare nadelige gevolgen kunnen leiden. Dit klemt te meer, omdat de bodemzitting op 13 juli a.s. zal plaatsvinden.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.
De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter
w.g. Witsen
griffier
727