ECLI:NL:RVS:2023:2447

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
202302346/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging en voorlopige voorziening voor campinguitbreiding in Raalte

Op 27 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, partiële herziening nr. 43, omgeving Nieuwe Twentseweg 3" door de raad van de gemeente Raalte. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 16 februari 2023, maakt het mogelijk voor camping 'De Huttert' om het aantal standplaatsen uit te breiden van 25 naar 40, het bestaande sanitair gebouw uit te breiden en twee recreatieappartementen te verbouwen tot een groepsaccommodatie. Verzoekers, bestaande uit agrarische ondernemers uit de omgeving, vrezen dat deze ontwikkelingen hun woon-, leef- en ondernemersklimaat negatief zullen beïnvloeden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 juni 2023. Tijdens de zitting zijn de verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat, en de raad van de gemeente Raalte, vertegenwoordigd door hun advocaat en een ambtenaar, verschenen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat de raad onvoldoende inzicht heeft gegeven in de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkelingen en dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de geldende provinciale regelgeving. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het besluit van de raad te schorsen en een aantal voorlopige voorzieningen te treffen, waaronder het beperken van het aantal evenementen en het aanbrengen van buitenverlichting.

De voorzieningenrechter heeft de raad van de gemeente Raalte ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, die in totaal € 1.674,00 bedragen, en het griffierecht van € 365,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de raad om de belangen van omwonenden en de geldende wet- en regelgeving in acht te nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Uitspraak

202302346/2/R3.
Datum uitspraak: 27 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], [de maatschap] en de maten daarvan [maat A] en [maat B], en [verzoeker C] en [verzoeker D], ook handelend onder de naam [bedrijf], alle wonend dan wel gevestigd te Luttenberg, gemeente Raalte (hierna: [verzoeker] en anderen),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Raalte,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, partiële herziening nr. 43, omgeving Nieuwe Twentseweg 3" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen hebben een nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juni 2023, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker B], [verzoeker C] en [maat B], bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Drunen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Raalte, en R.M. Voeten, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Camping De Huttert, vertegenwoordigd door [gemachtigden] als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Op het perceel Nieuwe Twentseweg 3 te Luttenberg is camping 'De Huttert' met 25 standplaatsen gevestigd. Op dat perceel zijn ook een woning met een bed&breakfast, een theeschenkerij, drie zogenoemde plattelandskamers en twee recreatieappartementen gesitueerd.
De camping wil het aantal standplaatsen uitbreiden naar 40, het bestaande sanitair gebouw van de camping uitbreiden en de twee recreatieappartementen verbouwen tot een groepsaccommodatie. Omdat dit niet past in bestemmingsplan "Buitengebied" heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, partiële herziening nr. 43, omgeving Nieuwe Twentseweg 3" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
3.       Het bestemmingsplan kent aan een deel van het perceel de bestemming "Agrarisch" toe . Op een deel van die gronden rust de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kampeerterrein". Het bestemmingsplan kent aan het andere deel van het perceel de bestemming "Wonen" toe. Op een deel van de gronden rust de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - theeschenkerij".
4.       [verzoeker] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied en exploiteren daar agrarisch bedrijven. Zij zijn het niet eens met de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij vrezen dat de voorziene ontwikkelingen leiden tot een aantasting van hun woon-, leef- en ondernemersklimaat.
Spoedeisend belang
5.       Camping 'De Huttert' wil zo snel mogelijk beginnen met de uitbreiding van de camping. Ook wil zij op korte termijn een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het sanitair gebouw en voor de verbouwing van de recreatieappartementen tot een groepsaccommodatie indienen. Alleen al omdat de omgevingsvergunningen dan op basis van dit plan kunnen worden verleend, bestaat een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Beoordeling van het verzoek
Provinciaal beleid
6.       [verzoeker] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel. Zij voeren aan dat de raad in strijd met het tweede lid van dat artikel onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze toepassing wordt gegeven aan het Uitvoeringsmodel, dat is neergelegd in de Omgevingsvisie Overijssel.
6.1.    Artikel 2.1.5, eerste lid, van de Omgevingsverordening luidt:
"In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken."
Het tweede lid luidt:
"In het kader van toelichting als bedoeld lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd."
Het zevende lid luidt:
"Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden waarvoor in de Catalogus Gebiedskenmerken richtinggevende uitspraken worden gedaan voorzien voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen, in een bestemmingsregeling conform deze richtinggevende uitspraken."
6.2.    In paragraaf 4.2 van de toelichting gaat de raad in op het provinciaal beleid, zoals neergelegd in de Omgevingsverordening en Omgevingsvisie Overijssel. In paragraaf 4.2.3 wordt ingegaan op het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie. Daar staat dat in het Uitvoeringsmodel drie stappen worden onderscheiden. De eerste stap is of een initiatief mogelijk is, wat onder meer wordt bepaald aan de hand van generieke beleidskeuzes. De tweede stap is waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De provinciale ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden. De derde stap is hoe het initiatief ingepast kan worden. Bij die stap spelen de gebiedskenmerken een belangrijke rol. In de daarop volgende paragrafen in de toelichting heeft de raad uiteengezet dat aan de drie stappen van het Uitvoeringsmodel wordt voldaan.
6.3.    Over de eerste twee stappen overweegt de voorzieningenrechter dat [verzoeker] en anderen weliswaar betogen dat daaraan niet wordt voldaan, maar dat zij niet onderbouwen waarom de door de raad gegeven motivering waarom aan die stappen wordt voldaan, onjuist is.
6.4.    Over de derde stap overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
In de Catalogus Gebiedskenmerken - die onderdeel is van de omgevingsvisie - staat wat de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype zijn. De gebiedskenmerken zijn te onderscheiden in vier lagen. Per laag onderscheidt de Catalogus Gebiedskenmerken verschillende gebiedstypen en per gebiedstype worden kenmerken, ontwikkelingen, ambities en sturing beschreven. Voor het plangebied geldt onder meer de laag van de beleving. Binnen die laag behoort het plangebied onder meer tot het gebiedstype 'Donkerte'. Voor dit gebiedstype is de ambitie om de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Als richtinggevende uitspraak staat er 'In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht'.
In paragraaf 4.2.4.3 van de toelichting van het bestemmingsplan is op het gebiedstype 'Donkerte' ingegaan. Er staat dat de centrale voorzieningen, waar beperkt kunstlicht nodig is voor de bedrijfsvoering, geclusterd zijn, waardoor kunstlicht tot een minimum beperkt kan worden. De kampeervelden en het parkeerterrein worden voorzien van (winter)groene afschermende beplanting om lichtuitstraling naar de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Verder staat er in de toelichting dat onnodig gebruik van kunstlicht zoveel mogelijk zal worden vermeden en waar nodig kunstlicht nauwkeurig gericht zal worden. De ontwikkeling is volgens de raad in overeenstemming met de gebiedskenmerken van de laag van de beleving.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de hiervoor weergegeven uitspraak in de Catalogus Gebiedskenmerken, waaraan de ontwikkeling volgens de raad voldoet, een richtinggevende uitspraak is. Ingevolge artikel 2.1.5, zevend lid, van de Omgevingsverordening betekent dat, dat als deze uitspraak zich daarvoor leent, het bestemmingsplan moet voorzien in een bestemmingsregeling conform deze richtinggevende uitspraak. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leent de hiervoor genoemde in de Catalogus Gebiedskenmerken opgenomen uitspraak, zich voor een bestemmingsregeling, maar is zo'n regeling, zoals [verzoeker] en anderen betogen, niet in het bestemmingsplan opgenomen. Het is de verwachting van de voorzieningenrechter dat het plan in zoverre niet in stand zal blijven. In zijn verweerschrift heeft de raad aangegeven dat er inmiddels een versie van het - van het vastgestelde bestemmingsplan deel uitmakende - inrichtingsplan voor handen is, waarin een verlichtingsplan is verwerkt. Die versie van het inrichtingsplan heeft de raad aan het verweerschrift gehecht. Wil het verlichtingsplan deel kunnen uitmaken van het vastgestelde inrichtingsplan, dan zal het bestemmingsplan op dat onderdeel moeten worden gewijzigd. De raad verzoekt de Afdeling echter om, als het verlichtingsplan in het bestemmingsplan geborgd zou moeten worden, in zoverre zelf in de zaak te voorzien. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak, aan artikel 8 van de planregels, dat een algemene gebruiksregel betreft, bij wijze van voorlopige voorziening toe te voegen dat het aanbrengen van buitenverlichting, waarbij hetgeen daarvoor is aangegeven in de als Bijlage 1 aan deze uitspraak gehechte versie van het inrichtingsplan, niet in acht wordt genomen, niet is toegestaan.
Uitbreiding van de camping
7.       [verzoeker] en anderen betogen dat de planregels tegenstrijdig zijn, omdat enerzijds een kleinschalig kampeerterrein wordt togestaan en anderzijds 40 standplaatsen worden toegestaan. Zij wijzen er in dit verband op dat in het gemeentelijk Beleidsplan Recreatie & Toerisme alleen campings die maximaal 25 standplaatsen hebben, worden aangemerkt als kleinschalige camping.
7.1.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft de raad voor de definitie van het begrip 'kleinschalig kampeerterrein' in het bestemmingsplan niet zonder meer dezelfde omschrijving te gebruiken als die in het gemeentelijk Beleidsplan wordt gebruikt. De voorzieningenrechter wijst er verder op dat het Beleidsplan niet uitsluit dat bestaande minicampings met 25 standplaatsen uitbreiden, mits de uitbreiding passend is in de omgeving. Of de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat dat hier het geval is, wat [verzoeker] en anderen bestrijden, zal hierna, aan de hand van de beroepsgronden daarover, worden beoordeeld.
Groepsaccommodatie
8.       [verzoeker] en anderen betogen dat de raad niet heeft onderzocht of de verdubbeling van het aantal slaapplekken die met de verbouwing van de recreatieappartementen naar groepsaccommodatie mogelijk wordt gemaakt in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
8.1.    In de bestaande situatie staat er in het plangebied een gebouw, waarin twee recreatieappartementen zijn gesitueerd. Deze recreatieappartementen hebben in totaal acht slaapplekken. Camping 'De Huttert' wil deze appartementen verbouwen tot een groepsaccommodatie die ruimte biedt aan maximaal vijftien personen.
8.2.    De voorzieningenrechter volgt [verzoeker] en anderen niet in hun betoog dat de raad niet heeft onderzocht of dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad ook de groepsaccommodatie heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen in het plangebied in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter wijst ter illustratie op paragraaf 5.5 van de plantoelichting, waar de raad aan de hand van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009 heeft onderzocht of de nieuwe functies in de omgeving passen en op paragraaf 3.3 van de plantoelichting waar de raad is ingegaan op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkelingen. De groepsaccommodatie wordt in die paragrafen uitdrukkelijk genoemd en meegenomen. Of het door de raad ingenomen standpunt in zoverre in stand kan blijven, zal hierna, aan de hand van de beroepsgronden daarover, worden beoordeeld.
Evenementen
9.       [verzoeker] en anderen betogen dat, hoewel de raad heeft beoogd in het gehele plangebied maximaal twee evenementen per jaar toe te staan, de planregels vier evenementen per jaar toestaan. Het bestemmingsplan is volgens hen daarom in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
9.1.    Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn op gronden met een agrarische bestemming evenementen toegestaan. Het aantal evenementen op deze gronden is op grond van artikel 3.3, aanhef en onder c, van de planregels beperkt tot twee per jaar.
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder i van de planregels zijn op gronden met een woonbestemming ook evenementen toegestaan. Op grond van artikel 4.4.2, aanhef en onder d, van de planregels is ook dat aantal beperkt tot twee per jaar.
Hieruit volgt dat, zoals [verzoeker] en anderen betogen, in het plangebied jaarlijks vier evenementen zijn toegestaan. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de Nota van Zienswijzen volgt dat de raad heeft beoogd in het gehele plangebied twee evenementen per jaar toe te willen staan. Het bestemmingsplan komt op dit punt dus niet overeen met wat de planwetgever heeft beoogd te regelen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de artikelen 3.3, aanhef en onder c en 4.4.2 aanhef en onder d, van de planregels daarom in strijd met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak deze artikelen te schorsen en aan artikel 8, dat een algemene gebruiksregel betreft, bij wijze van voorlopige voorziening toe te voegen dat in het plangebied maximaal twee evenementen per jaar zijn toegestaan.
Verkeer en parkeren
10.     [verzoeker] en anderen betogen dat de uitbreiding van de camping zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Zij wijzen er op dat de wegen rondom de camping smal zijn en geen uitwijkmogelijkheid hebben. De toename van het aantal campers en auto's met caravans zal, gelet op de vele landbouwvoertuigen die ook op de wegen rondom de camping rijden, leiden tot verkeersonveilige situaties.
10.1.  De raad gaat er in de plantoelichting van uit dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zullen leiden tot 30 extra verkeersbewegingen per etmaal. Dit is volgens de raad een beperkte toename. De etmaalintensiteit op de Nieuwe Twentseweg is 689 motorvoertuigen per etmaal. De toename van 30 verkeersbewegingen blijft volgens de raad ver onder de zogenoemde leefbaarheidsgrens van 3.000 motorvoertuigen per etmaal. De raad heeft er in de plantoelichting verder op gewezen dat de wegen rondom het plangebied behoren tot het type wegen dat veelvuldig voorkomt in het Sallandse buitengebied. Recreatief verkeer is een gebruikelijk onderdeel van het verkeer op dergelijke wegen, zeker in het toeristisch aantrekkelijk gebied nabij de Sallandse Heuvelrug. De wegen zijn volgens de raad ook van voldoende omvang om de beperkte extra verkeersgeneratie op een veilige en eenvoudige wijze adequaat te kunnen afwikkelen.
10.2.  Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat op de wegen rondom het plangebied sprake zal zijn van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen en dat die wegen dat extra verkeer ook zullen kunnen verwerken. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop op voorhand ook geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat daar een vanuit verkeerskundig oogpunt geen onveilige situatie zal ontstaan.
11.     [verzoeker] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft geborgd dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Het realiseren van voldoende parkeergelegenheid had met een voorwaardelijke verplichting in de planregels moeten worden vastgelegd.
11.1.  In de toelichting van het bestemmingsplan is uiteengezet dat er, gelet op de in de gemeente geldende parkeernota "Parkeernormen Raalte 2015" 86 parkeerplaatsen nodig zijn voor de in het bestemmingsplan toegelaten functies. In de toelichting staat dat er in de nieuwe situatie sprake is van minimaal 93 parkeerplaatsen.
11.2.  [verzoeker] en anderen bestrijden niet dat er voor de toegelaten functies 86 parkeerplaatsen nodig zijn. Uit de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 van de planregels blijkt dat er bij het bouwen en bij gebruikswijzigingen voldoende parkeergelegenheid moet zijn, waarbij de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de "Parkeernormen Raalte 2015", of, als deze gedurende de planperiode wijzigen, de gewijzigde regels. Uit artikel 12.5.1 blijkt dat, als niet aan de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 van de planregels wordt voldaan, sprake is van strijd met de bestemming.
De uitbreiding van de camping en de verbouwing van de recreatieappartementen tot groepsaccommodatie zijn activiteiten als bedoeld in de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 van de planregels. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is met deze artikelen gelezen in samenhang met artikel 12.5.1 van de planregels de aanleg van de benodigde parkeerplaatsen bij een uitbreiding van de camping en een verbouwing van de recreatieappartementen voldoende in de planregels geborgd.
De theeschenkerij en het terras
12.     [verzoeker] en anderen betogen dat in de planregels onvoldoende is geregeld dat de theeschenkerij niet mag worden gebruikt als restaurant of voor feesten en partijen.
12.1.  In artikel 1.67 van de planregels is omschreven wat onder een theeschenkerij wordt verstaan. Er staat onder meer dat het een voorziening is ten behoeve van ondergeschikte horeca-activiteiten, behorende bij de minicamping, groepsaccommodatie en plattelandskamers, niet zijnde reguliere horeca. Ook staat er uitdrukkelijk dat alleen kleine etenswaren en geen maaltijden mogen worden geserveerd. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende geregeld dat de theeschenkerij niet mag worden gebruikt als restaurant of voor feesten en partijen.
13.     [verzoeker] en anderen betogen dat in het planregels ten onrechte niet is vastgelegd wanneer het terras bij de theeschenkerij mag worden gebruikt. Zij voeren aan dat in de planregels, net zoals dat is geregeld voor de theeschenkerij, het gebruik van het terras in de periode tussen 22.00 uur en 7.00 uur als strijdig gebruik moet worden aangemerkt.
13.1.  Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Wonen" bestemde gronden bestemd voor, voor zover van belang, een theeschenkerij. De gronden zijn ingevolge onderdeel f van dat artikel bestemd voor een terras behorend bij de theeschenkerij. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het terras onderdeel is van de theeschenkerij. Dat betekent dat wat in artikel 4.4.1, aanhef en onder a, van de planregels is bepaald over de openingstijden van de theeschenkerij ook geldt voor het terras.
14.     [verzoeker] en anderen betogen dat de omvang en de locatie van het terras bij de theeschenkerij in het bestemmingsplan niet zijn geregeld. Zij voeren aan dat het terras beperkt moet blijven tot de huidige omvang en locatie. Dit had volgens hen in de planregels moeten worden geborgd.
14.1.  In het hiervoor genoemde artikel 4.1, aanhef en onder f, van de planregels staat dat het terras direct moet aansluiten op de theeschenkerij. Uit de Nota van Zienswijzen blijkt dat er in de bestaande situatie twee terrassen direct naast de theeschenkerij zijn gelegen en op het inrichtingsplan bij het ontwerpbestemmingsplan waren opgenomen, maar dat alleen het terras aan de noordzijde van de theeschenkerij, overeenkomstig de verleende horecavergunning, is toegestaan. In de Nota van Zienswijzen is vermeld dat het inrichtingsplan op dit punt zal worden gewijzigd. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de raad niet méér wil toestaan dan waarvoor de horecavergunning is verleend en hij om die reden het toegestane terras op het inrichtingsplan heeft willen opnemen. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak, artikel 4.1, aanhef en onder f, van de regels aan te vullen in die zin dat alleen een terras is toegestaan in de omvang en op de locatie, zoals aangegeven op het als Bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen inrichtingsplan.
Geluidsoverlast
15.     [verzoeker] en anderen betogen dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte uitbreiding van de camping, gelet op de nu al door hen ervaren geluidsoverlast, zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zij voeren aan dat de raad geen onderzoek heeft gedaan naar stemgeluid van bijvoorbeeld spelende kinderen op de camping, wat hij in het kader van de beoordeling van de vraag of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening wel had moeten doen.
15.1.  De raad heeft bij het vaststellen van het plan aansluiting gezocht bij de systematiek van milieuzonering als aanbevolen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. De raad heeft gekeken naar de toegestane functies in het plangebied en de daarbij behorende richtafstanden. Uit de plantoelichting volgt dat, gelet op de in de VNG-publicatie opgenomen richtafstanden, de camping de maatgevende functie is. In de plantoelichting staat dat de camping op basis van de VNG-publicatie wordt aangemerkt als 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)', vallend onder milieucategorie 3.1, waarbij de grootste richtafstand geldt voor geluid, namelijk 50 m. De richtafstanden voor de andere toegelaten functies zijn kleiner. Volgens de raad liggen alle belastende functies op een afstand van minimaal 50 m van de meest nabijgelegen gevoelige functies.
15.2.  [verzoeker] en anderen bestrijden niet dat aan de richtafstand van 50 m wordt voldaan. Gelet hierop heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en anderen in zoverre niet op onaanvaardbare wijze zal worden aangetast. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat aangenomen mag worden dat stemgeluid als een voor kampeerterreinen relevante geluidbron in deze richtafstand in de VNG-publicatie is meegenomen.
Geuroverlast
16.     [verzoeker] en anderen betogen dat zij door het bestemmingsplan ten onrechte in de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van hun veehouderijen worden beperkt. Zij voeren aan dat de raad in het bestemmingsplan had moeten borgen dat alle recreatieverblijven in het plangebied, waaronder de kampeermiddelen, niet als geurgevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderijen (hierna: de Wgv) kunnen worden aangemerkt. De raad had dit moeten doen door in de planregels op te nemen dat deze recreatieverblijven niet zijn bedoeld voor permanent gebruik of permanente bewoning. Zij voeren verder aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat zij in de toekomst kalveren binnen hun bedrijven moeten aanhouden, waarvoor, anders dan voor melkkoeien, geen richtafstanden gelden, maar waarvoor in artikel 3 van de Wgh wel geuremissiefactoren zijn vastgesteld.
16.1.  In paragraaf 5.6 van de plantoelichting wordt ingegaan op de vraag of het aspect geur een belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Voor het bepalen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wat betreft geurhinder heeft de raad aansluiting gezocht bij de Wgv. Uit de plantoelichting volgt dat voor de bij het plangebied gelegen melkveehouderijen van [verzoeker] en anderen op grond van artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wgv een vaste afstand moet worden aangehouden van ten minste 50 m tussen de veehouderij en een geurgevoelig object. De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van een aanvaardbare situatie, omdat kan worden voldaan aan deze afstand van 50 m. Binnen 50 m vanaf de grens van het agrarische bouwvlak van deze bedrijven zijn geen geurgevoelige objecten gelegen. Ook worden er daar geen nieuwe geurgevoelige objecten toegevoegd. De raad wijst er in dit verband nog op dat op de verbeelding aan de zijde van het bedrijf aan de Nieuwe Twentseweg 5 de aanduiding "milieuzone - geurzone" is opgenomen, waarbinnen geurgevoelige objecten niet zijn toegestaan.
16.2.  De voorzieningenrechter is ten eerste van oordeel dat de raad geen rekening hoefde te houden met de door [verzoeker] en anderen geschetste mogelijkheid dat zij in de toekomst kalveren moeten houden, waarvoor de richtafstanden van artikel 4 van de Wgv niet gelden, aangezien dit een toekomstige, onzekere ontwikkeling betreft.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter liggen alle door [verzoeker] en anderen bedoelde recreatieverblijven op een afstand van meer dan 50 m van de veehouderijen van [verzoeker] en anderen. [verzoeker] en anderen bestrijden de ligging op deze afstand ook niet. Op de verbeelding is bovendien voorzien in een zone van 50 m waarbinnen ingevolge artikel 9.1.2 van de planregels geen nieuwe geurgevoelige objecten zijn toegestaan. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de melkveehouderijen van [verzoeker] en anderen door het bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering zullen worden beperkt. De voorzieningenrechter ziet daarom ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in het bestemmingsplan had moeten vastleggen dat de door [verzoeker] en anderen bedoelde recreatieverblijven niet zijn bedoeld voor permanent gebruik of permanente bewoning.
Grondwal
17.     Over het betoog van [verzoeker] en anderen dat het bij de planregels behorende inrichtingsplan ten onrechte niet voorziet in een grondwal aan de noordzijde van de camping overweegt de voorzieningenrechter dat hij op voorhand geen grond ziet voor het oordeel dat de raad zo'n grondwal landschappelijk en ruimtelijk niet ongewenst heeft mogen achten.
Overige beroepsgronden
18.     In wat [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure daarom geen stand zal kunnen houden.
Conclusie
19.     Gelet op wat hiervoor onder 6.4, 9.1 en 14.1 is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband nog dat de getroffen voorlopige voorzieningen vervalt op het moment dat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep van [verzoeker] en anderen.
20.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Raalte van 16 februari 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, partiële herziening nr. 43, omgeving Nieuwe Twentseweg 3" voor zover dat ziet op artikel 3, onderdeel c, en artikel 4, onderdeel d, van de planregels;
II.       treft de voorlopige voorziening dat:
- 1. artikel 4.1, aanhef en onder f, van de planregels geacht wordt als volgt te luiden:
"een terras behorend bij de theeschenkerij op de locatie en met een maximale omvang zoals weergegeven op het in Bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen inrichtingsplan."
- 2. aan artikel 8 wordt geacht te zijn toegevoegd:
"e. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
f. het aanbrengen van buitenverlichting is alleen toegelaten, als daarbij in acht wordt genomen hetgeen daartoe is aangegeven op de in Bijlage 1 bij deze uitspraak opgenomen versie van het inrichtingsplan."
III.      veroordeelt de raad van de gemeente Raalte tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B], [de maatschap] en de maten daarvan [maat A] en [maat B], en [verzoeker C] en [verzoeker D], ook handelend onder de naam [bedrijf] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV.      gelast dat de raad van de gemeente Raalte aan [verzoeker A] en [verzoeker B], [de maatschap] en de maten daarvan [maat A] en [maat B], en [verzoeker C] en [verzoeker D], ook handelend onder de naam [bedrijf] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2023
473
BIJLAGE 1