ECLI:NL:RVS:2023:2449
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 28 oktober 2022 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 15 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er een reëel risico bestaat dat vreemdelingen in Italië in een situatie van materiële deprivatie terechtkomen, waardoor zij niet kunnen voorzien in hun basisbehoeften. Dit risico is afgeleid uit eerdere uitspraken en de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten. De staatssecretaris is er niet in geslaagd om aan te tonen dat Italië zijn internationale verplichtingen zal nakomen, wat betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden gehanteerd.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 28 oktober 2022 vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.