ECLI:NL:RVS:2023:2488

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
202203020/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 1 april 2022 haar beroep ongegrond verklaarde. [appellante] had een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, welke aanvankelijk op 28 april 2020 werd afgewezen. Na een heroverweging op 17 september 2020 werd [appellante] alsnog als urgent woningzoekende aangemerkt. Echter, zij was van mening dat het college het zoekgebied in de urgentieverklaring had moeten beperken tot Westzaan, in plaats van de gehele gemeente Zaanstad. Dit was voor haar van groot belang vanwege persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat het college niet bevoegd was om het zoekgebied te beperken volgens de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2018. [appellante] ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college niet de bevoegdheid had om het zoekgebied te verkleinen. Tijdens de zitting op 12 april 2023 werd de zaak behandeld, waarbij zowel [appellante] als het college hun standpunten toelichtten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de hardheidsclausule niet van toepassing was in deze situatie, aangezien [appellante] al een urgentieverklaring had gekregen.

De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het college was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202203020/1/A3.
Datum uitspraak: 28 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Westzaan, gemeente Zaanstad,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 april 2022 in zaak nr. 20/5757 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2020 heeft het college de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2020 heeft het college dit besluit herroepen en [appellante] aangemerkt als urgent woningzoekende.
Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. P.E. Stam, advocaat in Zaandam, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.H. Arnold, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] woont samen met haar minderjarige zoon in Westzaan. Zij heeft haar huidige woning in 2016 toegewezen gekregen op grond van een urgentieverklaring. Wegens sociaal-medische redenen heeft [appellante] opnieuw een urgentieverklaring aangevraagd. In het besluit van 17 september 2020 heeft het college [appellante] alsnog aangemerkt als urgent woningzoekende. [appellante] vindt dat het college het zoekgebied in de urgentieverklaring had moeten beperken. Deze geldt nu voor een flatwoning in Zaanstad, maar [appellante] wil een huis in Westzaan en niet elders in de gemeente Zaanstad. Dat is voor haar van groot belang wegens persoonlijke omstandigheden.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft overwogen dat het college het zoekgebied in dit geval niet hoefde te beperken, omdat het college volgens de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2018 (hierna: de Verordening) niet bevoegd is dit te doen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de hardheidsclausule geen mogelijkheid geeft het zoekgebied te beperken.
Gronden hoger beroep
3.       Ter zitting heeft [appellante] desgevraagd verklaard dat haar hoger beroep ziet op de vragen of het college het zoekgebied had moeten beperken en toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Daarover voert [appellante] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet bevoegd zou zijn het zoekgebied te beperken en dat ook toepassing van de hardheidsclausule dit niet mogelijk maakt. Volgens haar spreekt het voor zich dat het college de bevoegdheid heeft om het zoekgebied te verkleinen. Het is niet nodig dat die bevoegdheid in de Verordening uitdrukkelijk wordt genoemd. Het college heeft de bevoegdheid om de urgentie onder bepaalde voorwaarden op te leggen, zoals een flatwoning met een lift en daarom kan ook het zoekgebied worden beperkt. In de praktijk wordt het zoekgebied ook beperkt. Zo heeft [appellante] in 2016 een urgentieverklaring gekregen met een beperkt zoekgebied. [appellante] beroept zich subsidiair op de hardheidsclausule. Die geeft het college de bevoegdheid om af te wijken van de Verordening als een urgentie eigenlijk moet worden geweigerd. Het moet dan ook mogelijk zijn om in de gevallen dat een urgentie wel wordt verleend in schrijnende situaties of bij onvoorziene omstandigheden een bepaalde voorwaarde aan de toekenning te stellen.
Beoordeling hoger beroep
Beperking zoekgebied
4.       Artikel 2.5.4, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat het zoekgebied de gemeente van burgemeester en wethouders die de urgentieverklaring hebben verleend omvat.
4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in overeenstemming met de Verordening het zoekgebied binnen het grondgebied van de gehele gemeente heeft gehanteerd. Op de zitting heeft het college toegelicht dat het opgeven van een voorkeur bij de aanvraag voor een urgentieverklaring mogelijk is, maar dat geeft geen garantie dat dat verzoek ook wordt ingewilligd. Het aangeven van een voorkeur voor een zoekgebied betekent ook niet dat wordt toegezegd dat daarmee het zoekgebied daadwerkelijk beperkt wordt. Het college wijst alleen de urgentieverklaring toe. De toewijzing van een woning is afhankelijk van het aanbod van de woningbouwvereniging. De woningbouwvereniging heeft een eigen procedure voor woningtoewijzing. Het college heeft hierop geen invloed. Dat in 2016 bij de vorige urgentieverklaring van [appellante] wel het zoekgebied is beperkt, betekent niet dat die beperking nu weer zou moeten worden opgenomen. Een dergelijke beperking is namelijk niet mogelijk volgens artikel 2.5.4, eerste lid, van de Verordening. Het betoog slaagt niet.
Hardheidsclausule
5.       Artikel 2.5.11, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat een woningzoekende, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, alsnog in aanmerking kan komen voor een urgentieverklaring indien de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de Verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
5.1.    De situatie zoals genoemd in artikel 2.5.11, eerste lid, van de Verordening is hier niet aan de orde. [appellante] heeft namelijk juist een urgentieverklaring toegewezen gekregen, maar wenst dat een beperkt zoekgebied wordt gehanteerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de hardheidsclausule geen mogelijkheid voor deze situatie biedt. Deze kan alleen worden toegepast als de urgentieverklaring volgens de Verordening zou moeten geweigerd. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Leeuwen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023
373-1050