ECLI:NL:RVS:2023:2535

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
202204581/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek inzake instandhoudingsdoelen van dier- en plantensoorten in Gelderland

Op 27 juni 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Stichting Dorp en Landschap Bommelerwaard tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een handhavingsverzoek dat door het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 2 februari 2021 is afgewezen. Dit verzoek had betrekking op bedreigende en negatieve activiteiten die de instandhoudingsdoelen van dier- en plantensoorten in de uiterwaarden van het Gelders Natuurnetwerk/Habitat/Natura 2000 zouden schaden.

De rechtbank Gelderland had op 20 juni 2022 het beroep van de Stichting gegrond verklaard, maar had op basis van artikel 8:72, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van de Stichting niet-ontvankelijk verklaard. De Stichting ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de openbare zitting op 27 juni 2023 was geen van de partijen aanwezig, maar de Afdeling heeft vastgesteld dat de uitnodigingen tijdig en correct waren verzonden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bezwaar van de Stichting ongegrond was. De Afdeling oordeelde dat het handhavingsverzoek onvoldoende concreet was om tot onderzoek over te gaan. De Stichting had verwezen naar meerdere handelingen binnen een groot gebied, maar had niet voldoende gespecificeerd welke overtredingen er waren en op welke locaties deze zich voordeden. De rechtbank had terecht geconcludeerd dat het college geen nader onderzoek hoefde te doen naar de gestelde overtredingen en het handhavingsverzoek mocht afwijzen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204581/1/R2.
Datum uitspraak: 27 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
Stichting Dorp en Landschap Bommelerwaard,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 juni 2022 in zaak nr. 21/3876 in het geding tussen:
de Stichting
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland.
Openbare zitting gehouden op 27 juni 2023 om 10:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. M. Scheele
jurist: mr. E.J. Oude Nijhuis
Verschenen:
Op de zitting is geen van de partijen verschenen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de uitnodigingen tijdig, naar het juiste adres en aangetekend zijn verzonden.
Bij besluit van 2 februari 2021 heeft het college een handhavingsverzoek over bedreigende en negatieve activiteiten op de instandhoudingsdoelen van dier- en plantensoorten in de uiterwaarden die vallen binnen het Gelders Natuurnetwerk/Habitat/Natura 2000 van de Stichting afgewezen.
Bij besluit van 6 juli 2021 heeft het college het bezwaar van de Stichting niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 20 juni 2022 het beroep gegrond verklaard, en op grond van artikel 8:72, derde lid van de Awb, zelf voorzien in de zaak en het bezwaar van de Stichting wel ontvankelijk maar ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak van 20 juni 2022.
De Afdeling
bevestigt de voor zover aangevallen uitspraak.
Redenen voor dit oordeel:
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaar van de Stichting ongegrond is. Het verzoek tot handhaving is onvoldoende concreet om over te kunnen gaan tot onderzoek naar handhaving.
De Afdeling is daarbij, net zoals de rechtbank, van oordeel dat de Stichting in haar verzoek verwijst naar meerdere handelingen binnen een groot gebied van diverse aard, maar dat zij onvoldoende vermeldt welke overtredingen begaan zijn en op welke locaties dit plaats heeft gevonden. Weliswaar heeft de Stichting tijdens de hoorzitting in bezwaar een lijst overgelegd van concrete meldingen die zijn gedaan, maar dit betreft voor het overgrote deel meldingen waarbij ook vermeld is dat deze zijn afgehandeld, dan wel waarvan onvoldoende duidelijk is of die melding ook een overtreding betreft en zo ja wat voor overtreding dit is. De rechtbank heeft hier terecht de conclusie aan verbonden dat het college geen nader onderzoek hoefde te doen naar de gestelde overtredingen en het handhavingsverzoek hierom mocht afwijzen.
Het hoger beroep is ongegrond.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
723-1045