ECLI:NL:RVS:2023:2577

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
202201842/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan 'Wezep, IKC Noord' niet-ontvankelijk verklaard

Op 5 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen [appellante], wonend in Wezep, gemeente Oldebroek, en de raad van de gemeente Oldebroek. Het beroep van [appellante] was gericht tegen het besluit van de raad van 3 februari 2022, waarbij het bestemmingsplan 'Wezep, IKC Noord' werd vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een schoolgebouw voor een integraal kindcentrum mogelijk, waarin een basisschool, kinderopvang en buitenschoolse opvang worden gehuisvest. [appellante] was bezorgd over mogelijke geluids- en parkeeroverlast door de ontwikkeling van het schoolgebouw.

Tijdens de procedure is gebleken dat [appellante] het perceel met de woning, waar zij voorheen eigenaar van was, op 1 juni 2023 heeft verkocht. De raad van de gemeente Oldebroek stelde dat hierdoor het procesbelang van [appellante] bij het beroep tegen het bestemmingsplan was vervallen. De Afdeling heeft vastgesteld dat [appellante] ten tijde van het instellen van het beroep wel een belang had, maar dat dit belang door de verkoop van het perceel niet meer van feitelijke betekenis was. [appellante] procedeerde enkel voor zichzelf en niet namens andere omwonenden, waardoor er geen belang meer kon worden gevonden voor een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is verklaard. De raad van de gemeente Oldebroek hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.

Uitspraak

202201842/1/R4.
Datum uitspraak: 5 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Wezep, gemeente Oldebroek,
en
de raad van de gemeente Oldebroek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Wezep, IKC Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 juni 2023, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.O. Copier, advocaat in Nijmegen, en J.W. van Hoorn, is verschenen. Ook is op de zitting Stichting Cambium, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van een schoolgebouw voor een integraal kindcentrum (hierna: IKC) mogelijk gemaakt. In het schoolgebouw worden een basisschool, kinderopvang en buitenschoolse opvang gehuisvest. [appellante] kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen omdat zij vreest voor geluids- en parkeeroverlast. Het plangebied is omsloten door de Noordsingel en De Bulten in Wezep.
2.       Toen [appellante] beroep instelde, was zij eigenaar van het perceel [locatie] met de daarop gelegen woning. Tijdens de voorbereiding van de zaak bij de Afdeling is gebleken dat [appellante] het perceel met de woning heeft verkocht. Desgevraagd heeft zij schriftelijk aangegeven nog belang bij haar beroep te hebben omdat zij dat had op het moment van instellen van het beroep, en omdat andere omwonenden belang hebben bij de uitspraak, en vanwege het algemeen belang dat gediend is met de beoordeling van het bestemmingsplan door de Afdeling. Op de zitting is uit door de raad overgelegde informatie uit het Kadaster gebleken dat de eigendom van het perceel met de woning op 1 juni 2023 is overgedragen. De raad stelt zich op het standpunt dat het procesbelang van [appellante] bij het beroep tegen het bestemmingsplan daarom is vervallen.
3.       Ten tijde van het instellen van het beroep had [appellante] een belang bij de uitkomst van de procedure. Door de levering van het perceel met de woning op 1 juni 2023 is dat belang echter komen te vervallen. Het doel dat [appellante] voor ogen had met de procedure is niet meer van feitelijke betekenis voor haar. [appellante] procedeert in deze zaak alleen voor zichzelf en niet mede namens andere omwonenden. Daarin kan dus geen belang worden gevonden. Zonder persoonlijk belang kan zij ook niet opkomen voor het algemeen belang. [appellante] heeft verder niet gesteld dat zij door het besluit van 3 februari 2022 schade heeft geleden. Evenmin heeft zij een ander persoonlijk belang gesteld. De conclusie is dan ook dat [appellante] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
Slotsom
4.       Het beroep is niet-ontvankelijk.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023
371-1005