ECLI:NL:RVS:2023:2607
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening
Op 6 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 17 augustus 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 17 oktober 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat Italië zijn internationale verplichtingen zou nakomen, ondanks de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten over de opvangfaciliteiten voor Dublinclaimanten. De Raad concludeerde dat er een reëel risico bestond dat de vreemdeling bij overdracht aan Italië in een situatie van materiële deprivatie zou terechtkomen, wat in strijd is met de rechten van de vreemdeling. Daarom oordeelde de Raad dat het besluit van de staatssecretaris onrechtmatig was en verklaarde het hoger beroep gegrond.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris werd vernietigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2023.