ECLI:NL:RVS:2023:2621

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
202300275/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 18 november 2022 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 5 januari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormt voor Dublinclaimanten. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Dit leidt tot de conclusie dat er een reëel risico bestaat dat vreemdelingen in Italië in een situatie van materiële deprivatie terechtkomen, wat in strijd is met hun basisbehoeften.

De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel onder de huidige omstandigheden. Het hoger beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van de staatssecretaris is onrechtmatig verklaard. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 zijn vastgesteld.

Uitspraak

202300275/1/V1.
Datum uitspraak: 7 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 5 januari 2023 in zaak nr. NL22.23645 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 5 januari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormt om Dublinclaimanten over te dragen aan Italië en dat dit niet maakt dat het besluit van 18 november 2022 onrechtmatig is, dan wel dat Italië niet meer de verantwoordelijke lidstaat is.
2.       In de uitspraken van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654, onder 4.3.2 en 4.3.3, en ECLI:NL:RVS:2023:1655, onder 3.3.2 en 3.3.3, heeft de Afdeling uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten afgeleid dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit de berichtgeving volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er daarmee een reëel risico dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in punt 92 van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. De staatssecretaris is er vooralsnog niet in geslaagd om in weerwil van de berichtgeving deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het vermoeden mag uitgaan dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen. De Afdeling concludeert daarom dat de staatssecretaris voor Italië onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat het overdrachtsbesluit dat de staatssecretaris voor de vreemdeling heeft genomen, onrechtmatig is.
3.       De grief slaagt.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het door de vreemdeling tegen het besluit van 18 november 2022 ingestelde beroep is gegrond. Dat besluit wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 5 januari 2023 in zaak nr. NL22.23645;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 18 november 2022, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023
392